Nederlands
Fig. 8: Opwaartse drukbeveiliging
10
• Afmetingen in het opstelschema in acht nemen (fig. 1/fig. 2).
• Rekening houden met de plaats van de toevoeraansluiting, drukval en ontluchtingsaan-
sluiting.
• Rekening houdend met de kabellengte van pomp en niveauregeling, zodat de pomp en de
niveauregeling uit de put kunnen worden getild.
• Toevoerleiding, ontluchtingsleiding en drukvalleiding zelf voorbereiden.
7.2 Opstelling/inbouw
7.2.1 Opstelling in gebouw (bovengrondse installatie)
Bij de installatie van opvoerinstallaties moeten in het bijzonder de regionaal geldende
voorschriften en in het algemeen de specifieke aanwijzingen van EN 12056 (binnen-
riolering onder vrij verval) in acht worden genomen!
• Volgens EN 12056-4 moeten ruimtes waarin een opvoerinstallatie wordt opgesteld vol-
doende groot zijn, zodat de installatie voor bediening en onderhoudswerkzaamheden vrij
toegankelijk is.
• Naast en boven alle te bedienen en te onderhouden onderdelen moet voldoende werk-
ruimte worden ingepland van minimaal 60 cm breedte en/of hoogte.
• De opstellingsruimte moet vorstveilig, geventileerd en goed verlicht zijn.
• Het opstellingsvlak moet horizontaal en vlak zijn.
• Reservoirs voor zelf voorbereide leidingen uitlijnen en leidingen aansluiten zoals beschre-
ven in 7.2.
• Volgens EN 12056-4 moeten afvalwateropvoerinstallaties zo worden geïnstalleerd dat ze
niet kunnen verdraaien. Installaties met het risico van een opwaartse druk moeten worden
geïnstalleerd met een opwaartse drukbeveiliging.
De installatie op de ondergrond vastzetten met het meegeleverde
bevestigingsmateriaal (fig. 8).
• Daarvoor de hoeken met schroeven aan de rib bevestigen, die om
• Boorgaten in de vloer aanbrengen.
• Installatie met pluggen en schroeven deskundig op de bodem
7.2.2 Inbouw in grond buiten het gebouw (ondergrondse installatie)
Pompstation volgens de regionaal geldende voorschriften en de relevante richtlijnen,
bijv. EN 1610 (Buitenriolering - Aanleg en beproeving van leidingsystemen) inbouwen
en controleren!
VOORZICHTIG! Gevaar voor materiële schade!
Omgevingsfactoren kunnen schade aan het product veroorzaken.
• Bij inbouw in grond buiten rekening houden met de vorstdiepte. Wanneer de installatie
en in het bijzonder de reservoirdrukval in een gebied met vorstgevaar worden geïnstal-
leerd, moet de installatie worden stilgelegd wanneer het vriest. Daarbij moeten boven-
dien de installatie en de persleiding worden geleegd.
• Bij verhoogd grondwater bestaat er gevaar voor opdrijving van de installatie! Rekening
houden met het maximale grondwaterpeil! (zie 5.2 Technische gegevens)
• Gat graven op basis van de bouwhoogte van de installatie. Hierbij rekening houden met de
diepte van de toevoerleiding en het toegestane aansluitbereik (fig. 9)! Indien nodig een
schachtverlening (toebehoren) aanbrengen.
• Reservoirs voor zelf voor zelf voorbereide leidingen uitlijnen en leidingen aansluiten zoals
beschreven in 7.2.
• Installatie in een inbeddingslaag met zand (niet zwaar, korrelgrootte 0-32 mm, minimale
laagdikte 200 mm) zetten, door heen en weer bewegen erin plaatsen en verticaal en op één
lijn met de bovenkant van het terrein uitlijnen.
• Bouwput laag voor laag vullen met niet te zware grond (zand/grind met een maximale korrel-
grootte van 32 mm) en vakkundig afdichten. Installatie niet uit het lood duwen of vervormen.
• De installatie moet worden gecontroleerd op dichtheid met inachtneming van de geldende
voorschriften.
de reservoirbodem loopt.
vastzetten.
WILO SE 06/2010