PROGRAMMEREN BEDIENINGSPANEEL
Bij het invoeren van gegevens in de computer van het bedieningspaneel is de invoerprocedure altijd
dezelfde. Gegevens moeten ingevoerd worden met de eerste acht toetsen.
1. Druk op de toets waaraan u gegevens wilt toevoegen. 2.
3. Druk op de toetsen behorende bij
het cijfer dat u wilt invoeren (bijv. "5", "7", "2").
De cijfers worden weergegeven op het scherm
DATA (gegevens) zodra ze zijn ingevoerd.
KALIBREREN BEDIENINGSPANEEL
BEREKENING "BOOM CAL" (BOOM 1, BOOM 2, BOOM 3)
Bereken de breedte van elke giek in inches (centimeters) door het aantal kantelingen te vermenigvuldigen
met de afstand. Schrijf deze giekbreedtes op voor toekomstige raadpleging tijdens het programmeren van de
computer. Het bedieningspaneel kan tot drie (3) gieken regelen.
BEREKINGING "SPEED CAL"
1. Voer de snelheidskalibrering van 688 in bij toets
2. Zet de schakelaars Master en Boom 1 op 'on' (aan).
3. Voer "0" in bij toets
4. Rijd een mijl/kilometer. Niet de afstandsmeter van het voertuig gebruiken om de afstand te bepalen;
gebruik de sectielijnen of snelwegmarkeringen.
5. De waarde moet ongeveer 5280 zijn. Als er een waarde is tussen de 5200 – 5350 is de
snelheidskalibrering van dit voertuig 688.
Als er op het scherm Distance (Afstand) een andere waarde weergegeven wordt, moet u de
snelheidskalibrering delen door de waarde van het scherm Distance (Afstand) en vervolgens
vermenigvuldigen met 5280. Dit levert u de juiste waarde voor de snelheidskalibrering. U moet afronden naar
een driecijferig getal (bijv. 120 en niet 120,3).
.
Druk op de toets Enter. Een "E" gaat aan
op het scherm DATA (gegevens).
4.
Voltooi de invoer door opnieuw te drukken op
de toets ENTER.
.