•Veiligheidsschakelaar van de lier (alleen bij modellen met
handbediend manoeuvreersysteem)
•Veiligheidsschakelaar voor bediening van de ontgrendeling
Met de bijgeleverde steunplaat kan de aandrijving worden
vastgezet op een afstand van maximaal 125 mm tussen het
verankeringspunt (muur of metalen constructie) en de as van
de krachtafname.
Vóór de installatie is het raadzaam te bepalen in welke richting
de krachtafname moet draaien (zie de paragrafen 5.2).
Voor alle informatie over de elektrische installatie, zie het
hoofdstuk "Waar schuwingen voor de installateur" en de
hoofdstukken 3 en 6 van deze aanwijzingen.
De bijgeleverde handgreep kan worden gemonteerd door
gebruik te maken van de bevestigingspunten van de plaat op
de aandrijving, om de verplaatsingswerkzaamheden in de fasen
voorafgaand aan de installatie te vergemakkelijken.
5.1 WERKPOSITIE VAN DE AANDRIJVING
De aandrijving met handbediende verplaatsing met ketting
moet worden geïnstalleerd in de positie die wordt afgebeeld
op fig 4. Als er geen lier aanwezig is, kan de aandrijving in een
willekeurige positie worden geïnstalleerd.
Als de afstandsbediening van de ontgrendeling moet worden
geïnstalleerd,
moet
eerst
ontgrendelhendel niet gehinderd wordt door onderdelen buiten
de aandrijving.
De bevestigingsplaat kan aan beide kanten van de aandrijving
worden gemonteerd.
5.2 BEPALING VAN DE DRAAIRICHTING (aandrijving
met apparatuur 844T)
Verwijder het deksel van de eindschakelaargroep.
Op afbeelding 5 worden de draairichtingen Dir1 en Dir2
aangegeven. De beweging in de richting Dir1 wordt gestopt
door FC1 en die van richting Dir2 door FC2. Heiruit volgt dat als
bijvoorbeeld Dir2 de draairichting is waardoor de deur gesloten
wordt, FC2 het stoppunt bij sluiting bepaalt en FC1 het stoppunt
bij opening.
Het commando OPEN wordt gewoonlijk geassocieerd met
de beweging Dir1; raadpleeg de instructies van de
apparatuur als de draairichtingen moeten worden
verwisseld.
De blokkeerveer van de bedieningsringen van de
Fig. 4
worden
nagegaan
of
DIR2
DIR1
eindschakelaars wordt opgetild gehouden door het
winkelhaakje; dit mag alleen worden verwijderd bij het
regelen van de stoppunten van de deur.
5.3 MONTAGE VAN DE AANDRIJVING
•Ontgrendel de aandrijving met behulp van de hendel.
•Monteer de bevestigingsplaat op de aandrijving, zonder de
schroeven aan te halen.
•Steek de krachtafname op de aandrijfas.
•Plaats de aandrijving (zie paragraaf 5.1) en leg de plaat tegen
de ondergrond (muur of metalen constructie) waarop u besloten
heeft hem vast te zetten (zie afbeelding 6).
•Haal de schroeven zonder forceren aan, en houd de plaat
tegen de ondergrond.
•Teken de positie van de montagegaten af op de muur.
•Verwijder de aandrijving.
•Doe het voorbereidende werk voor de bevestiging.
•Steek de eerste bevestigingsbus van de spie en de spie zelf op
de as (zie afb. 2 ref. 8 en 9).
•Installeer de aandrijving weer zonder de plaat te blokkeren.
•Zet de plaat vast tegen de ondergrond, haal de
blokkeerschroeven aan op de aandrijving met een koppel van
maximaal 18 Nm en steek de twee bevestigingsbus van de spie
erop.
•Zet de twee bussen vast nadat u hen tegen de krachtafname
van de aandrijving heeft geplaatst.
Fig. 6
de
39
FC1
FC2
Fig. 5