dIXEL
LOP
Lowest Operating Pressure threshold: (PA4 ÷ P20 bar / psi / kPA*10) wanneer de zuigdruk
dealt tot deze waarde wordt een lage druksignaal weergegeven met het LOP alarm. (verwant
aan de PrM parameter)
dML delta MOP-LOP: (0 ÷ 100%) wanneer een MOP alarm zich voordoet wordt het ventiel gesloten
volgens het dML percentage voor elke cyclus periode zolang het MOP alarm actief is. Wanneer
LOP zich voordoet zal het ventiel openen volgens het dML percentage elke cyclus periode
zolang het LOP alarm actief is.
MSH
Maximum Superheat alarm: (LSH ÷ 80.0°C / LSH ÷ 144°F) wanneer de oververhitting hoger
is dan deze waarde wordt een hoog oververhittingalarm weergegeven na het interval SHd
LSH
Lowest Superheat alarm: (0.0 ÷ MSH °C / 0÷MSH °F) wanneer de oververhitting lager is dan
deze waarde wordt een laag oververhittingalarm weergegeven na het interval SHd
SHy
Superheat alarm Hysteresis: (0.1÷25.5°C/1÷45°F) hysteresis voor uitschakelen van het
oververhittingalarm
SHd
Superheat alarm activation delay: (0.0 ÷ 42.0 min: resolution 10s) Bij het voorkomen van een
oververhittingalarm moet de tijd SHd verlopen zijn voordat het alarm weergegeven wordt;
FrC
Fast-recovery Constant: (0÷100 s) laat toe om de integrale tijd te laten toenemen wanneer
SH lager is dan het set-punt. Als FrC=0 is de fast recovery functie uitgeschakeld.
ONTDOOIING
dPA
defrost Probe A: (nP; P1; P2, P3, P4, P5) eerste sonde gebruikt voor ontdooiing. Als rPA=nP
wordt de regeling uitgevoerd door de waarde van dPb.
dPb
defrost Probe B: (nP; P1; P2, P3, P4, P5) tweede sonde gebruikt voor ontdooiing. Als rPb=nP
wordt de regeling uitgevoerd door de waarde van dPa.
dPE
defrost virtual probe percentage: (0÷100%) het definieert de percentage van dPA tegenover
dPb. De waarde gebruikt voor het regelen van de ruimte temperatuur wordt verkregen door:
value_for_defrost= (dPA*dPE + dPb*(100-dPE))/100
tdF
Defrost type: (EL – in) EL = elektrische verwarming; in = heet gas;
EdF
Defrost mode: (rtc – in) (only if RTC is present) rtc= activatie ontdooiing via RTC; in=
activatie ontdooiing met idf.
Srt
Heater set point during defrost: (-55.0 ÷ 150.0°C; -67 ÷ 302°F) Als tdF=EL voert tijdens de
ontdooiing het ontdooiingsrelais een ON/OFF regeling uit met Srt als set punt.
Hyr
Differential for heater: (0.1°C ÷ 25.5°C , 1°F ÷ 45°F) het differentieel voor verwarming;
tod
Time out for heater: 0 ÷ 255 (min.) als de ontdooiingsonde temperatuur groter is dan Srt
tijdens de volledige tod tijd zal de ontdooiing eindigen ook al is de ontdooiingsonde temperatuur
lager dan dtE or dtS. Laat toe om de duur van ontdooiing te verminderen;
dtP
Minimum temperature difference to start defrost: [0.1°C ÷ 50.0°C] [1°F ÷ 90°F] als het
verschil tussen twee ontdooiingsonde lager blijft dan dtP voor een periode vanl ddP wordt de
ontdooiing geactiveerd;
ddP
Delay before starting defrost (related to dtP): (0 ÷ 60 min) vertraging gerelateerd aan dtP.
d2P
Defrost with two probes: (n – Y) n= alleen de dPA sonde wordt gebruikt voor ontdooiing
management; Y= ontdooiing wordt gestuurd door de dPA en dPb sonde. Ontdooiing kan alleen
uitgevoerd worden als de waarde lager is dan dtE voor dPA sonde en dtS voor dPb sonde;
dtE
Defrost termination temperature (Probe A): (-55,0÷50,0°C; -67÷122°F) (Alleen van
toepassing als de verdampersonde aanwezig is) stelt de temperatuur in gemeten door de
verdampersonde dPA die zorgt voor het einde van de ontdooiing;
dtS
Defrost termination temperature (Probe B): (-55,0÷50,0°C; -67÷122°F) (Alleen van
toepassing als de verdampersonde aanwezig is) stelt de temperatuur in gemeten door de
verdampersonde dPB die zorgt voor het einde van de ontdooiing;
IdF
Interval between defrosts: (0÷120h) Bepaald het tijdsinterval tussen het begin van twee
ontdooiingcycli;
MdF
Maximum duration of defrost: (0÷255 min) Wanneer dPA en dPb niet aanwezig zijn wordt de
duur van ontdooiing ingesteld, anders wordt de maximum duur van ontdooiing bepaald;
dSd
Start defrost delay: (0 ÷ 255 min) Dit is handig wanneer verschillende ontdooiingperiodes
nodig zijn om overbelasting van de centrale te verkomen.
dFd
Display during defrost: rt = real temperatuur; it = afgelezen temperatuur bij het begin van
ontdooiing; Set = set punt; dEF = "dEF" label;
dAd
Defrost display time out: (0 255 min) Stelt de maximuum tijd tussen het einde van ontdooiing
in en het herstarten van de real ruimtetemperatuur display.
Fdt
Drain down time: (0÷255 min.) tijdsinterval tussen het bereiken van de eindtemperatuur voor
ontdooiing en het herstellen van de regelaars bij normale werking. Deze tijd laat toe om
waterdruppels te verwijderen op de verdamper die ontstaan zijn tijdens ontdooiing.
dPo
First defrost after start-up: y = onmiddelijk; n = na een periode IdF.
dAF
Defrost delay after continuous cycle: (0÷23.5h) tijdsinterval tussen het einde van een
snelvriezende cyclus en met betrekking tot de volgende ontdooiing.
VENTILATOREN
FPA
Fan probe A: (nP; P1; P2, P3, P4, P5) eerste sonde gebruikt voor de ventilator. Als FPA=nP
wordt de regeling uitgevoerd met de real waarde van FPB;
FPB
Fan probe B: (nP; P1; P2, P3, P4, P5) tweede sonde gebruikt voor ontdooiing. Als FPB=nP Als
FPA=nP wordt de regeling uitgevoerd met de real waarde van FPA;
FPE
Fan virtual probe percentage: (0÷100%) het definieert het percentage van FPA tegenover
FPb. De waarde gebruikt om de ruimtetemperatuur te regelen wordt verkregen via:
value_for_defrost= (FPA*FPE + FPb*(100-FPE))/100
FnC
Fan operating mode: C-n = samen met de magneetventiel, UIT tijdens ontdooiing; C-y =
samen met de magneetventiel, AAN tijdens ontdooiing; O-n = continu, UIT tijdens ontdooiing;
O-y = continu, AAN tijdens ontdooiing;
Fnd
Fan delay after defrost: (0÷255 min) Het tijdsinterval tussen het einde van ontdooiing en de
start van de verdamperventilatoren.
FCt
Temperature differential avoiding short cycles of fans (0.0°C ÷ 50.0°C; 0°F ÷ 90°F) Als het
verschil in temperatuur tussen de verdamper en de ruimtesonde groter is dan de parameter Fct
worden de ventilatoren aangezet;
FSt
Fan stop temperature: (-50÷110°C; -58÷230°F) instellen van temperatuur gemeten door de
verdampersonde waarboven de ventilatoren altijd UIT zijn.
FHy
Differential to restart fan: (0.1°C ÷ 25.5°C) (1°F ÷ 45°F) wanneer uitgeschakeld zullen de
ventilatoren herstarten wanneer de ventilatorsonde een temperauut bereikt van FSt-FHy;
Fod
Fan activation time after defrost: (0 ÷ 255 min.) Het dwingen van ventilatorwerking voor een
geïndiceerde tijd;
Fon
Fan ON time: (0÷15 min) bij Fnc = C_n or C_y, (ventilatie parallel geregeld met de
compressor). Hier stelt u de tijd in van de verdampersonde AAN cyclus tijd als de compressor
uit is.. Met Fon =0 en FoF ≠ 0 zijn de ventilatoren altijd uit, als Fon=0 and FoF =0 zijn de
ventilatoren altijd uit.
XM670K_XM679K NL r1 0 2009 01 15.doc
Installatie en gebruikershandleiding
FoF
Fan OFF time: (0÷15 min) met Fnc = C_n or C_y, (ventilatie parallel geregeld met de
compressor). Hier stelt u de tijd in van de verdampersonde UIT cyclus tijd als de compressor uit
is. Met Fon =0 and FoF ≠ 0 zijn de ventilators altijd uit, met Fon=0 and FoF =0 zijn de
ventilators altijd uit.
MODULERENDE UITGANG (AnOUT) indien aanwezig
trA
Kind of regulation with PWM output: (UAL – rEG – AC) Hier wordt de functie voor de PWM
uitgang bepaald als CoM niet gelijk is aan OA7. UAL= de uitgang heft de waarde FSA; rEG= de
uitgang wordt geregeld met een ventilator algoritme beschreven in de ventilator sectie; AC=
anti-sweat verwarmingregeling (vereist het XWEB5000 systeem);
SOA
Fixed value for analog output: (0 ÷ 100%) waarde voor de uitgang als trA=UAL;
SdP
Default value for Dew point: (-55,0÷50,0°C; -67÷122°F) default waarde voor dauwpunt
wanneer er geen supervisie system is (XWEB5000). Alleen toegepast als trA=AC;
ASr
Dew-point offset (trA=AC) / Differential for modulating fan regulation (trA=rEG): (-25.5°C
÷ 25.5°C) (-45°F ÷ 45°F);
PbA
Differential for anti-sweat heaters: (0.1°C ÷ 25.5°C) (1°F ÷ 45°F)
AMi
Minimum value for analog output: (0÷AMA)
AMA
Maximum value for analog output: (Ami ÷ 100)
AMt
Anti-sweat heaters cycle period (trA=AC)/ Time with fan at maximum speed (trA=rEG):
(0÷255 s) Bij het starten van de ventilator zal hij gedurende deze tijd op volle snelheid werken;
ALARMS
rAL
Probe for temperature alarm: (nP - P1 - P2 - P3 - P4 - P5 – tEr) selecteren van de sonde die
gebruikt moet worden om het alarm te seinen
ALC
Temperature alarm configuration: rE = Hoog en Laag alarm gerelateerd aan het Set Punt;
Ab = Hoog en laag alarm gerelateerd aan de absolute temperatuur.
ALU
High temperature alarm setting: (ALC= rE, 0
302°F) wanneer de temperatuur bereikt wordt en na de vertragingstijd ALd wordt het alarm HA
geactiveerd.
ALL
Low temperature alarm setting: (ALC = rE , 0 50 °C or 90°F / ALC = Ab , - 55°C or - 67°F
ALU) wanneer deze temperatuur bereikt wordt en na de vertragingstijd ALd, het LA alarm
wordt geactiveerd.
AHy
Differential for temperature alarm: (0.1°C ÷ 25.5°C / 1°F ÷ 45°F) Interventie differentieel
voor herstel van het temperatuur alarm;
ALd
Temperature alarm delay: (0÷255 min) tijdsinterval tussen het detecteren van de alarm
conditie en het seinen van het corresponderende alarm.
dLU
High temperature alarm (defrost probe): (ALC= rE, 0
150°C or 302°F) wanneer deze temperatuur bereikt wordt en na een vertragingstijd van ddA
wordt het HAd alarm geactiveerd.
dLL
Low temperature alarm (defrost probe): (ALC = rE , 0 50 °C or 90°F / ALC = Ab , - 55°C or
- 67°F
wordt het LAd alarm geactiveerd.
dAH
Differential for temperature alarm (defrost probe): (0.1°C ÷ 25.5°C / 1°F ÷ 45°F) Interventie
differentieel voor herstel van het temperatuur alarm;
ddA
Temperature alarm delay (defrost probe): (0÷255 min) tijdsinterval tussen het detecteren van
de alarm conditie en het seinen van het corresponderende alarm.
FLU
High temperature alarm (defrost probe): (ALC= rE, 0
150°C or 302°F) wanneer deze temperatuur wordt bereikt en na een vertragingstijd van FAd
wordt het HAF alarm geactiveerd.
FLL
Low temperature alarm (defrost probe): (ALC = rE , 0 50 °C or 90°F / ALC = Ab , - 55°C or
- 67°F
wordt het LAF alarm geactiveerd.
FAH
Differential for temperature alarm (defrost probe): (0.1°C ÷ 25.5°C / 1°F ÷ 45°F) Interventie
differentieel voor herstel van het temperatuur alarm;
FAd
Temperature alarm delay (defrost probe): (0÷255 min) tijdsinterval tussen het detecteren van
de alarm conditie en het seinen van het corresponderende alarm.
dAO
Delay of temperature alarm at start-up: (0min÷23h 50min) tijdsinterval tussen het detecteren
van het temperatuursalarm conditie na het opstarten van de regelaar en het seinen van het
corresponderende alarm.
EdA
Alarm delay at the end of defrost: (0 255 min) tijdsinterval tussen het detecteren van het
temperatuursalarm conditie op het einde van de ontdooiing en het seinen van het
corresponderende alarm.
dot
Temperature alarm exclusion after door open:
Sti
Stop regulation interval (Only XM679K): (0.0÷24.0 hours: tens of minutes) na continue
regeling over een periode Sti, sluit het ventiel voor een periode Std om ijsvorming te
voorkomen.
Std
Stop duration (Only XM679K): (0÷60 min.) Stoppen van de regeling over een bepaalde
periode na Sti. Het bericht StP wordt weergegeven.
OA6
Sixth relay configuration (CPr-dEF-Fan-ALr-LiG-AUS-db-OnF): CPr= relais werkt als
compressor of magneetventiel; dEF= relais werkt als ontdooiingrelais; Fan= relais werkt als
ventilatorrelais; ALr= activatie bij alarmcondities; LiG= activeren licht; AUS= auxiliary relais,
kan AAN/UIT gezet worden, ook met sleutel; db= dode band regeling (niet compatible met
CrE=y); OnF= AAN/UIT functie;
OPTIE UITGANG (AnOUT) indien aanwezig
OA7
Modulating output configuration (if CoM=0A7): (CPr - dEF - FAn - ALr - LiG - AUS – db)
Bepaald de functie van de gemoduleerde uitgang in geval dat CoM=OA7: CPr= compressor;
dEF= ontdooiing; FAn= ventilator; Alr= Alarm; LiG= Licht; AUS= auxiliary; db= neutral zone
(niet aanwezig bij CrE=Y);
CoM
Type van gemoduleerde uitgang functies:
AOP
Alarm relay polarity: cL= normal gesloten; oP= normaal open;
iAU
Auxiliary output is unrelated to ON/OFF device status: n= Als de regelaar uitgeschakeld is
wordt de auxiliary uitgang ook uitgeschakeld; Y= De auxiliary uitgang is niet afhankelijk van de
AAN/UIT status van de regelaar.
DIGITALE INGANGEN
i1P
Digital input 1 polarity: (cL – oP) CL: de digitale ingang wordt geactiveerd door het contact te
sluiten; OP: de digitale ingang is geactiveerd door het contact te openen.
XM670K - XM679K
50°C or 90°F / ALC= Ab, ALL
ALU) wanneer deze temperatuur bereikt wordt en na een vertragingstijd van ALd
ALU) wanneer deze temperatuur wordt bereikt en na een vertragingstijd van FAd
Voor modellen met PWM / O.C. uitgang PM5= PWM 50Hz; PM6= PWM
60Hz; OA7= two state, Het kan gebruikt worden als open connector uitgang;
Voor modellen met 4÷20mA / 0÷10V uitgang Cur= 4÷20mA stroomuitgang;
tEn= 0÷10V voltage uitgang;
1592023011
150°C or
50°C or 90°F / ALC= Ab, ALL
50°C or 90°F / ALC= Ab, ALL
4/9