4. Configuratie
4.1 Potentiometer
Stel de waarschuwingslimiet voor de statorisolatie-
weerstand in met een potentiometer (pos. 4 in afb.
1). De limiet kan worden ingesteld tussen 1 en 10
MΩ.
N.B.
De alarmlimiet is 1 MΩ.
1 MΩ
Afb. 8
Potentiometer
4.2 Configuratie met DIP-schakelaars
De IO 113 moet worden geconfigureerd voor de aan-
gesloten pomp door middel van de DIP-schakelaars,
zie afb. 1, pos. 12.
ON
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12
Afb. 9
DIP-schakelaars
ON
Pompuitvoering
PA
PB
PC
PD
10 MΩ
DIP
DIP
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12
ON
1 2
ON
1 2
ON
1 2
ON
1 2
Een configuratiealarm wordt gegeven in de volgende
gevallen:
•
De configuratie stemt niet overeen met de aange-
sloten pomp.
•
De configuratiestoring is van veiligheidsgerela-
teerd belang (zie paragraaf
hun
functie).
•
Een configuratiewaarschuwing wordt gegeven
als de configuratiestoring van functiegerelateerd
belang is (zie paragraaf
functie).
4.3 Pompuitvoering
De IO 113 moet worden geconfigureerd voor de aan-
gesloten pomp. De type-aanduiding van de pomp
bevat een A, B, C of D.
Voorbeeld 1, inwendige bedrading:
SE1 80 80 40 A Ex 4 5 1D
Voorbeeld 2, uitwendige bedrading:
SE2.90.250.2250.4.S.496.Ex.S.5.13.C.Q.S
De letters A en C in de voorbeelden kunnen worden
gevonden op het typeplaatje van de pomp en heb-
ben betrekking op de instelling van DIP-schakelaars
1 en 2.
Beschrijving
IO 113 zonder SM 113.
Sensoren zijn direct op de IO 113 aangesloten.
IO 113 met SM 113.
De sensoren zijn aangesloten op de IO 113.
IO 113 zonder SM 113.
Uitsluitend voor SE/SL 9-30 kW pompen.
Sensoren zijn direct op de IO 113 aangesloten.
IO 113 zonder SM 113.
De WIO/WIA sensoren zijn direct op de pomp aange-
sloten.
6. signaallampjes en
6. signaallampjes en hun
13