Ladderlift
Veiligheid
2.9.3 Fysieke kwalifikaties
–
gezichtsscherpte van minstens 0,7, met of zonder optische hulp.
–
vermogen om kleuren, onafhankelijk van de plaats waar ze zich bevinden, te
onderscheiden, als kleurherkenning voor de bediening noodzakelijk is
–
voldoende hoorvermogen voor de afzonderlijke bediening, met of zonder hoortoestel
–
normale dieptewaarneming, reactietijd, handvaardigheid, normaal gezichtsveld en
coördinatievermogen.
Een eventuele fysieke beperking of emotionele instabiliteit, die een mogelijk gevaar voor de
bediener of anderen zou kunnen vormen, of volgens de mening van de tester invloed zou
kunnen hebben op de prestaties van de bediener, kan een reden zijn om een persoon te
diskwalificeren. In zulke gevallen zijn evt. speciale klinische resp. medische beoordelingen
en tests noodzakelijk.
Als er aanwijzingingen zijn dat een bediener aan krampaanvallen lijdt of zijn fysieke controle
verliest, is dit voldoende reden om hem te diskwalificeren. Er zijn eventueel speciale
medische tests noodzakelijk om deze diagnoses te stellen.
Aanvallen van duizeligheid of soortgelijke beperkingen moeten uitgesloten zijn.
2.9.4 Gedrag van het bedieningspersoneel
De bediener mag tijdens het bedrijf van de lift geen enkele andere werkzaamheid uitoefenen.
Elke bediener is verantwoordelijk voor de bedrijfsverlopen die tijdens zijn directe bediening
geactiveerd worden. Als er twijfel over de veiligheid bestaat, moet de lift onmiddellijk
uitgeschakeld en gedemonteerd worden.
De bediener mag geen last, die met de lift getransporteerd wordt, zonder toezicht laten.
Als er een waarschuwingsbord aan de schakelaar of aan de starterelementen voor de motor
aangebracht is, mag de bediener de schakelaar niet indrukken of de motor starten, totdat het
bord door de persoon verwijderd is, die hiertoe opdracht heeft gekregen.
Voordat de schakelaar ingedrukt of de motor gestart wordt, moet de bediener zich ervan
vergewissen dat alle bedieningselementen in "OFF" of in de neutrale positie staan, en dat
alle medewerkers zich buiten de gevaarlijke zone bevinden.
Wanneer de stroom tijdens het bedrijf uitvalt, moet de bediener:
–
op de rode noodstop toets slaan en de regelelementen voor de stroom naar "OFF" of
naar de neutrale positie schakelen;
–
de opgeladen last ontladen, voor zover dit zonder gevaar mogelijk is.
De bediener moet vertrouwd zijn met de installatie en met het onderhoud ervan.
Als er instellings- of reparatiewerkzaamheden noodzakelijk zijn, de lift uitschakelen en
beveiligen tegen opnieuw inschakelen. De reparatie of het onderhoud in opdracht geven aan
vakpersoneel. De bediener of een persoon die hij hiertoe opdracht gegeven heeft, moet de
navolgende bediener onmiddellijk informeren over de actuele status van de lift.
26
304010003