2.9 Bedieningspersoneel
2.9.1 Algemeen
De lift mag uitsluitend door geïnstrueerd personeel bediend en instandgehouden worden. Dit
personeel moet speciaal geïnstrueerd zijn over mogelijk optredende gevaren.
Als geïnstrueerd persoon geldt degene, die geïnformeerd werd over de aan hem
overgedragen taken en de mogelijke gevaren bij ondeskundig gedrag, die zonodig geschoold
werd en bovendien ingelicht is over de noodzakelijke veiligheidsinrichtingen en
beschermende maatregelen.
De verantwoordelijkheden voor de bediening en instandhouding moeten duidelijk vastgelegd
en in acht genomen worden, zodat er om veiligheidsredenen geen onduidelijkheid over de
verschillende toegewezen bevoegdheden bestaat.
De lift mag uitsluitend door personen bediend en instandgehouden worden, van wie
verwacht kan worden dat ze hun werk betrouwbaar verrichten. Hierbij moet elke werkwijze
achterwege gelaten worden, die de veiligheid van personen, het milieu of de lift nadelig kan
beïnvloeden. Personen die onder invloed van drugs, alcohol of medicamenten staan, die het
reactievermogen kunnen beïnvloeden, mogen geen enkele werkzaamheid aan of met de lift
uitvoeren.
Bij de keuze van het personeel moeten de in het afzonderlijke land geldende beschermende
voorschriften inzake de minimumleeftijd van jeugdige werknemers en de eventueel hierop
gebaseerde beroepsspecifieke voorschriften in acht worden genomen.
De bediener moet er mede voor zorg dragen dat er geen personen met of aan de lift werken
die hiertoe niet geautoriseerd zijn. Niet geautoriseerde personen moeten een redelijke
veiligheidsafstand aanhouden.
De bediener is verplicht om de lift onmiddellijk uit te schakelen, als er veranderingen aan de
lift optreden die de veiligheid nadelig beïnvloeden.
2.9.2 Kwalificaties
De bediener moet
–
aantonen dat hij in staat is om alle voor de correcte werking van de lift noodzakelijke
borden, bedieningshandleidingen, veiligheidscodes en andere informatie te begrijpen
en om te zetten.
–
kennis bezitten over de procedures in geval van nood en over de manier waarop deze
omgezet worden.
–
vertrouwd zijn met alle geldende veiligheidsvoorschriften.
–
de verantwoordelijkheid voor de vereisten voor de instandhouding van de lift begrijpen.
–
vertrouwd zijn met de lift en de bedieningsfuncties ervan.
–
de door de fabrikant nader toegelichte bedrijfsverlopen begrijpen.
304010003
Ladderlift
Veiligheid
25