Zijuitworp of fijnmaken van
gras
Het maaidek is uitgerust met een scharnierende
grasgeleider, die het maaisel zijwaarts en omlaag naar
het gazon afvoert.
Zonder aangebrachte grasgeleider,
afvoerafsluiter of complete grasvanger
kunnen u of anderen in aanraking met het
maaimes of uitgeworpen voorwerpen komen.
Contact met een draaiend maaimes en
uitgeworpen voorwerpen kan lichamelijk of
dodelijk letsel veroorzaken.
• Verwijder de grasgeleider nooit van het
maaidek omdat hiermee het maaisel wordt
afgevoerd naar het gazon. Een beschadigde
grasgeleider moet direct worden vervangen.
• Steek nooit handen of voeten onder het
maaidek.
• Probeer nooit de omgeving van de
uitwerpopening of de maaimessen
te reinigen zonder dat u eerst de
bedieningsstang hebt losgelaten en de
aftakas is uitgeschakeld. Draai het
contactsleuteltje op UIT. Verwijder
verder het contactsleuteltje en trek de
bougiekabel(s) van de bougie(s).
Maaihoogte instellen
U kunt de maaihoogte instellen van 25 tot 114 mm in
stappen van 6 mm. U kunt de maaihoogte instellen door
vier R-pennen in verschillende openingen te plaatsen en
afstandsstukken toe te voegen of te verwijderen.
Opmerking: Alle maaihoogtepennen hebben
minstens één afstandsstuk nodig, omdat er anders
schade kan ontstaan aan een lagerbus.
Opmerking: Per maaihoogtepen kunt u maximaal
twee afstandsstukken gebruiken.
1. Kies de opening in de maaihoogtepen en het aantal
afstandsstukken die nodig zijn voor de gewenste
maaihoogtestand (Figuur 11).
2. Licht de zijkant van het maaidek bij de handgreep
op en verwijder de R-pen (Figuur 11).
3. Indien nodig moet u afstandsstukken toevoegen
of verwijderen en daarna de openingen op één lijn
brengen en de R-pen plaatsen (Figuur 11).
Opmerking: Reserveafstandsstukken voor
de maaihoogte kunt u bewaren op pennen en
vastzetten met een R-pen.
Belangrijk: Alle vier pennen moeten in
dezelfde gaten zitten zodat het gras gelijk wordt
gemaaid.
1. Draagframe
2. R-pen
3. Achterste maaihoogtepen
Antiscalpeerrollen afstellen
De antiscalpeerrollen moeten worden afgesteld in het
juiste gat voor elke maaihoogte. De afstand tot de
grond moet 10 mm bedragen.
Opmerking: Als de antiscalpeerrollen te laag zijn
afgesteld, kunnen de rollen overmatig slijten.
1. Nadat u de maaihoogte hebt ingesteld,
moet u controleren of de afstand tussen de
antiscalpeerrollen en de grond minimaal 10 mm is
(Figuur 12).
2. Als de antiscalpeerrollen moeten worden afgesteld,
verwijdert u de bout, de ringen en de moer
(Figuur 12).
3. Kies en gat en let er hierbij op dat de afstand van de
antiscalpeerrollen tot de grond minimaal 10 mm
bedraagt (Figuur 12).
4. Monteer de bout en de moer (Figuur 12).
18
Figuur 11
4. Afstandsstukken
5. Voorste maaihoogtepen