Storingen opsporen en verhelpen
DE MOTOR IS HEET EN DRAAIT ONREGELMATIG
PROBLEEM
De motor is heet en draait
onregelmatig.
KORTSLUITING
PROBLEEM
De stroomonderbreker komt wer-
king zodra de schakelaar van het
toestel aan wordt gezet.
VOORZICHTIG
Elke kortsluiting in het stroom-
circuit van de motor zorgt ervoor
dat het regelcircuit de werking van
het spuittoestel verhindert. Maak
een juiste diagnose en herstel alle
kortsluitingen, voordat u de regel-
kaart nakijkt en vervangt.
De stroomonderbreker komt in
werking zodra het toestel op het
stopcontact wordt aangesloten en
het toestel NIET wordt aangezet.
Het spuittoestel stopt als het toestel
zo'n 5 à 10 minuten heeft gewerkt.
.
WAT TE CONTROLEREN
Als alles bij de controle OK is, ga dan naar het volgen-
de punt
1. Ga na of het toestel werd gebruikt op hoge druk
met kleine spuittips; dit veroorzaakt een laag
motortoerental en overmatig veel warmte-
ontwikkeling.
2. Zorg ervoor dat de omgevingstemperatuur op de
plek van het toestel niet hoger dan 32_C is en dat
het toestel niet in rechtstreeks zonlicht staat.
WAT TE CONTROLEREN
Als alles bij de controle OK is, ga dan naar het volgen-
de punt
1. Controleer alle elektrische bedrading op bescha-
digde isolatiemantels en kijk alle aansluitpunten na
op losse verbindingen of beschadigingen. Kijk ook
de draden na tussen de drukregelaar en de motor.
Zie blz. 18.
2. Controleer of de pakking van de inspectieplaat
ontbreekt (zie blz. 18), kijk of er contactvorken
verbogen zijn of dat er andere contactpunten zijn
van metaal op metaal die kortsluiting zouden
kunnen veroorzaken.
3. Kijk het motoranker na op kortsluiting; doe dit met
behulp van een ankertester (growler) of onderwerp
de motor aan de draaitest. Zie blz. 10. Kijk de wik-
kelingen na op tekenen van verbranding.
4. Controleer de motorbesturingskaart (35) met de
diagnostische tests op blz. 15. Als hieruit defecten
blijken moet de motorbesturingskaart vervangen
worden door een goed exemplaar.
VOORZICHTIG: Deze controle pas uitvoeren, als
u hebt gecontroleerd of het motoranker goed is.
Een slecht motoranker kan een goede kaart laten
doorbranden.
1. Zie Elektrische Problemen op blz. 5.
2. Controleer de ON/OFF-schakelaar (23). Zie
blz. 12. Haal de stekker van het toestel eerst uit
het stopcontact! Haal de draden los van de
schakelaar. Kijk de schakelaar na met de weer-
standsmeter. Hij moet oneindig aangeven als de
ON/OFF-schakelaar op OFF staat en nul als de
schakelaar op ON staat.
3. Kijk na of er geen beschadigde of beknelde draden
zijn in de drukregelaar. Zie blz. 15.
1. Zie Elektrische Problemen op blz. 5.
2. Controleer de netspanning met een voltmeter.
De aflezing moet als volgt zijn:
210–255 V AC bij modellen voor 220–240 V AC.
85–130 V AC bij modellen voor 100–120 V AC.
3. Kijk na hoe strak de pakkingmoer van de pomp zit.
Door te vast aandraaien komen de pakkingen te
strak op de stang te zitten, dit hindert de pomp-
werking en beschadigt de pakkingen.
WAT TE DOEN
Als iets bij de controle niet OK is, kijk dan in deze
kolom
1. Zet de druk lager of gebruik grotere spuittips.
2. Zet het toestel op een koelere plaats,
wat meer in de schaduw, indien mogelijk.
WAT TE DOEN
Als iets bij de controle niet OK is, kijk dan in deze
kolom
1. Herstel beschadigde draden of aansluit-
klemmen of vervang ze. Sluit alle draden
weer goed aan.
2. Herstel eventuele defecten.
3. Vervang de motor. Zie blz. 18.
4. Vervang de kaart door een nieuwe druk-
regelingskaart (35). Zie blz. 15.
1. Voer de noodzakelijke procedures uit.
2. Vervang de ON/OFF-schakelaar. Zie blz. 12.
3. Vervang beschadigde onderdelen. Zie blz. 15.
1. Voer de noodzakelijke procedures uit.
2. Als de spanning te hoog is, het apparaat pas
weer gebruiken als het probleem is verholpen.
3. Draai de pakkingmoer losser. Kijk of er
lekkages zijn rond de halspakkingen. Vervang
de pomppakkingen, indien noodzakelijk.
Zie blz. 19.
309056
9