STARTEN VIA STARTHULP
WAARSCHUWINGEN
Gebruik brandstofleidingen,
motorafdekkingen of inlaatspruitstuk
nooit als massapunten.
Verbind alleen accu's met dezelfde
nominale spanning met elkaar.
Gebruik altijd hulpstartkabels met
geïsoleerde klemmen en een
voldoende dikke kern.
Koppel de ontladen accu niet los van
de elektrische installatie van de auto.
Hulpstartkabels aansluiten
A
Wagen met de lege accu
B
Wagen met de hulpaccu
1
Positieve hulpstartkabel
2
Negatieve hulpstartkabel
1.
Plaats de auto's zodanig dat ze elkaar
niet raken.
2. Zet het contact van beide wagens af
en schakel alle stroomverbruikers uit.
Transit (TT9) Vehicles Built From: 26-09-2011, Vehicles Built Up To: 31-12-2013
Accu van de auto
3. Trek de kap van het plusaansluitpunt
4. Verbind de pluspool (+) van auto A
5. Verbind de min (-) pool van auto B met
aanraking kunnen komen.
Motor starten
1.
2. Start de motor van wagen A.
3. Laat beide motoren minimaal drie
147
van de accu omhoog. Zie het
betreffende overzicht van de
motorruimte voor de locatie van de
items. Zie Onderhoud (bladzijde 131).
met de pluspool (+) van auto B (kabel
1).
het motorblok of de motorsteun van
auto A (kabel 2).
WAARSCHUWINGEN
Sluit de kabel niet aan op de
minpool ( ) van de ontladen
accu.
Zorg ervoor dat de kabels niet met
draaiende onderdelen en onderdelen
van het brandstoftoevoersysteem in
Start de motor van wagen B en laat
deze met een matig hoog toerental
draaien.
minuten draaien alvorens de kabels los
te koppelen.