Afb. 9.
A
De uitlaatslang wordt op de laaggeplaatste uitlaat-
demper/waterlock aangesloten. De uitlaatgas/ water-
scheider wordt gemonteerd: minstens 60 cm. boven
de waterlijn, bij voorkeur in de hartlijn van het schip
en dicht bij het waterslot. Dit laatste om er zeker van
te zijn dat de inhoud van het waterslot voldoende
groot is om het water dat zich bij stoppen van de
motor
in
de
uitlaatslang
water/gasscheider bevindt, op te vangen. Waterslot
en scheider worden met 51 mm. uitlaatslang
verbonden.
Uitlaatgas en koelwater komen elk door een eigen
uitlaat uit de scheider. De slangen elk aan te sluiten
op een eigen huiddoorvoer. De koelwateruitlaat (zie
afb. 8) kan vlak onder de waterlijn worden gekozen
(niet diep onder het water, dat bemoeilijkt vrije
uitstroom), waardoor de uitstroom van koelwater
geen geluid veroorzaakt. Bij plaatsen van de huid-
doorvoer voor het uitlaatgas moet u er op letten dat
de uitlaatgasstroom niet het wateroppervlak raakt. Dit
zou veel lawaai veroorzaken (zie afb. 10).
NL / WHISPER 8 / 10 / 12 / 16 ULTRA / September 2004
B
max. length
A - B = 3 m
ø 51 mm
tussen
motor
en
up to 3 m ø 51 mm
3-10 m ø 63 mm
Afb. 10.
INSTALLATIE
11