8.3 Invoer teststripinformatie
Bij Meter-scans zal de indicator eerst automatisch oplichten. Het witte
gebied in het rechthoekige lichtveld is het detectiegebied. Tijdens het
scannen moet de scanpoort worden uitgelijnd met de streepjescode en de
positie, de afstand en de hoek tussen de streepjescode en de scanpoort
moeten worden aangepast aan het lichtveld.
• Locatie: De streepjescode moet in het witte detectiegebied worden
geplaatst met streepjescoderichting uitgelijnd met de lengteas van
het witte detectiebereik.
• Afstand: Pas de afstand tussen de streepjescode en de Meter-
scanpoort aan om te controleren of de streepjescode volledig in het
witte detectiegebied past.
• Hoek: Het lichtveld moet zo loodrecht op het streepjescodevlak
zijn als mogelijk en de verticale afwijking moet de hoogste
herkenningsgraad hebben binnen ± 5°.
(4-3)
Nadat de teststrip is ingebracht
opent u het teststripinformatiescherm
(figuur 4-3) en voert u het
Codechipnummer van de teststrip in;
het Codechipnummer kan worden
ingevoerd via handmatig invoeren en
klik op "
" om op te slaan of door
het scannen van de streepjescode
op de verpakking van de teststrip. De
verpakking van de teststrip heeft het
Codechipnummer van de teststrip.
Het Codechipnummer van de teststrip
moet worden ingevoerd, anders zal
het systeem een waarschuwing geven
dat de invoer ongeldig is wanneer u
op Opslaan klikt.
29
NL