1 Inleiding 1.1 Voordat u begint ® Lees voor het gebruik van qLabs ElectroMeter de gebruikershandleiding en de bijsluiters van alle relevante verbruiksartikelen zorgvuldig door. 1.2 Beoogd gebruik ® ® Het qLabs -monitoringsysteem, dat bestaat uit qLabs ElectroMeter ® en de qLabs -teststrips-familie, is bedoeld voor gebruik door professionele zorgverleners om stollingstesten uit te voeren in een ®...
3 Werking Werking Voorbereiding Meter instellen Het uitvoeren van een Test Resultaten Monstertest Kwaliteitscontrole Resultaatkanaal Bluetooth Taal Testparameter Systeemparameter Invoer monsternr Plaats een teststrip Testresultaat Invoer Monsternr Datum/tijd QC-resultaten Plaats een teststrip teststripinformatie Invoer teststrip- Installeer Codechip Pieper informatie teststripcodechip Invoer QC- Referentiebereik Schermrotatie...
ElectroMeter NIET onder -10 ºC of boven 40 ºC. ® • Gebruik de qLabs ElectroMeter NIET voor andere soorten teststrips die niet zijn geleverd door Micropoint Biotechnologies Co., Ltd. • Dit instrument moet worden gebruikt in een omgeving die vrij is van hoogfrequente trillingen.
om de test uit te voeren. ® • De qLabs ElectroMeter NIET verplaatsen of aanraken tijdens het testen. • Gebruik geen verlopen of beschadigde teststrips. • Het bloedmonster moet onmiddellijk na het verzamelen op de teststrip worden aangebracht. Anders kan het bloedmonster gaan stollen, wat leidt tot onnauwkeurige resultaten.
onnauwkeurige resultaten. • De locatie van de vingerprik moet volledig droog zijn. Als er alcohol op de vinger achterblijft, kan dit hemolyse veroorzaken wat kan leiden tot onnauwkeurige resultaten. 5.5 Verzamel verse veneuze volbloedmonsters • Gebruik een spuit minimaal 1 ml om een ader te prikken en vers veneus volbloed te verzamelen.
• qLabs-meter heeft een ingebouwde lithiumbatterij, die niet door een gebruiker moet worden verwijderd. • De gebruiker moet de bijpassende 5V speciale lader van Micropoint gebruiken om op te laden. • Breng de meter niet in de buurt van een warmtebron met een hoge temperatuur.
6 Stroom aan/uit 6.1 Batterij en opladen Wanneer u de meter voor het eerst inschakelt na het uitpakken, sluit dan de adapter voor de stroomvoorziening aan en schakel de transportmodus uit. U hoeft deze handeling niet te herhalen voor een volgende herstart. Zorg ervoor dat de meter volledig is opgeladen voordat u hem voor het eerst gebruikt.
Pagina 16
Als ID bediener is ingesteld op Aan, opent de meter automatisch het menu ID bediener (zie figuur 2-1) Handmatig invoeren van Operator ID en Wachtwoord of verkrijgen door te scannen. De standaard Operator ID is "admin" en moet allemaal kleine letters zijn.
6.3 Slaapstand Na een korte druk op de aan/uit-knop wordt het scherm uitgeschakeld en gaat het over in de slaapstand. De slaapstand is een spaarstand om de batterij te sparen. Druk kort op de aan/uit-knop of plaats een teststrip en wacht 2 seconden om het instrument wakker te maken.
7 Instellingen 7.1 Instellingenscherm openen Klik op het pictogram "Instellingen" in het hoofdmenuscherm (figuur 2-1) om het instellingenscherm te openen (figuur 3-1). (3-1) 7.2 Taal Klik op "Taal" in het Instellingenscherm (figuur 3-1) om het scherm te openen waarin de gebruiker een taal kan selecteren (figuur 3-2).
Pagina 19
Klik op "WiFi" in het menu Instellingen (zie figuur 3-1) om het WiFi-menu te openen (zie figuur 3-3). Als de WiFi-knop blauw wordt weergegeven, betekent dit dat WiFi is ingeschakeld; wanneer de WiFi-knop grijs is, betekent dit dat WiFi is uitgeschakeld. Zodra WiFi is ingeschakeld en verbonden, wordt het WiFi-pictogram in de rechterbovenhoek van het menu...
Het verlies van het signaal of de toegang tot de bandbreedte van een bepaalde cliënt kan variëren afhankelijk van een of meer van de volgende situaties: het type en het aantal andere cliënten, de prestaties van het Toegangspunt, de aanwezigheid van elektromagnetische storingen en andere potentiële storende factoren, bijv.
Pagina 21
Als Bluetooth is ingesteld op Aan en de Detecteerbare modus is afgesloten, zoekt de meter automatisch naar de aansluitbare basis. Druk op een van de bases in de resultatenlijst na het voltooien van de zoekopdracht. Het scherm geeft vervolgens "verbinden..." weer en de meter geeft "verbonden"...
7.5 Testparameter Klik op "Testparameter" in het instellingenscherm (figuur 3-1) om het scherm (figuur 3-10) te openen waarin de gebruiker de parameters kan instellen. (3-10) 7.5.1 Monsternr. Klik op "Monsternr." in het Testparameterscherm (figuur 3-10) om het scherm (figuur 3-11) te openen waarin de gebruiker het monsternr.
Pagina 23
Klik op "Teststrip" in het menu Codechip (zie figuur 3-12) om het Teststripmenu te openen (zie figuur 3-13). De Codechipinformatie van de geïnstalleerde strip wordt vervolgens weergegeven in dit menu. Een nieuwe strip Codechip kan ook worden geïnstalleerd door de strip Codechip in te voeren in de Codechip-sleuf (zie rechterfiguur op Hoofdstuk 2 Productoverzicht).
Een Codechip kan worden geïnstalleerd via het Codechipmenu, maar ook tijdens de test. Bij het testen met een teststrip of controle met een Codechip geïnstalleerd, is de installatiebewerking niet langer nodig tijdens de test; anders opent het systeem een menu waarmee de gebruiker de gewenste Codechip kan installeren.
Klik op een waarde in de Referentiebereiktabel om automatisch het menu te openen waarin de gebruiker de waarde kan wijzigen en de boven- en ondergrenzen (zie figuur 3-16) kan aanpassen binnen het bepaalde instellingsbereik. Als het testresultaat, nadat het waardebereik wordt gewijzigd, lager is dan de ondergrens, wordt vervolgens weergegeven in het resultaatmenu;...
Het normale APTT-gemiddelde is standaard 36, wat wordt bepaald door de Micropoint op basis van parallelle tests van 20 gezonde individuen. 7.6 Systeemparameter Klik op "Systeemparameter" in het...
7.6.1 Datum/Tijd Klik op "Datum/tijd" in het systeemparameterscherm (figuur 3-20) om het scherm (figuur 3-21) te openen waarin de gebruiker de datum en tijd kan instellen. De gebruiker kan de datum, tijd en zelfs de weergavenotatie ervan instellen. Klik op " "...
7.6.3 Schermrotatie Druk op "Schermrotatie" in het systeemparameterscherm (figuur 3-20) om het scherm voor het selecteren van schermrotatie te openen (figuur 3-23). Wijzig de instellingen en draai het scherm 180°, daarna wordt de tekstrichting automatisch aangepast. De teststrip wordt standaard in het onderste gedeelte ingebracht.
7.6.6 Afdrukken en uploaden Klik op "Automatische afdrukken/uploaden" in het systeemparameterscherm (figuur 3-20) om het scherm voor afdrukken/uploaden te openen (figuur 3-26). De functie automatisch afdrukken/uploaden is uitgeschakeld wanneer de knop grijs is. De functie automatisch afdrukken/uploaden is ingeschakeld wanneer de knop blauw is. Klik op "...
7.7 Over het apparaat Klik op "Over het apparaat" in het instellingenscherm (figuur 3-1) om het scherm te openen waarin systeeminformatie wordt weergegeven (figuur 3-28). De gebruiker kan de versie en de logboekinformatie controleren. Klik op " " om terug te keren naar het vorige scherm en klik op "...
Pagina 31
Na "Account Management" van het Operator ID-scherm (fig. 3-29) aan te raken, kan de beheerder het scherm openen en de aangemaakte gebruikerslijst (fig. 3-30) bekijken. Druk, om een nieuw gebruikersaccount aan te maken, op " ” onder in het scherm. Het aantal gewone gebruikersaccounts mag niet meer zijn dan 50.
Pagina 32
Als de beheerder het wachtwoord vergeet, neem dan contact op met de plaatselijke distributeur of relevante technici van (3-32) Micropoint. De gebruiker kan inloggen bij elk bestaand account vanaf het inlogscherm. Voer het juiste wachtwoord en log in op het scherm om de desbetreffende bewerking uit te voeren.
8 Monstertest 8.1 Invoer monsternr. Als de schakelaar monsternr. is uitgeschakeld, sla de stap van het invoeren van het monsternr. over en plaats de teststrip. Als de schakelaar van het monsternr. is ingeschakeld, kan het monster handmatig of automatisch worden genummerd.
8.3 Invoer teststripinformatie Nadat de teststrip is ingebracht opent u het teststripinformatiescherm (figuur 4-3) en voert u het Codechipnummer van de teststrip in; het Codechipnummer kan worden ingevoerd via handmatig invoeren en klik op " " om op te slaan of door het scannen van de streepjescode op de verpakking van de teststrip.
8.4 Installeer codechip Steek de teststrip Codechip in de chipsleuf (zie paragraaf 1.3 voor positiedetails), vervolgens wordt de specifieke Codechipinformatie weergegeven (Figuur 4-4). Het codechipnummer en de pijlkant moeten naar boven gericht zijn. (4-4) Wanneer het ingevoerde Codechipnummer van de teststrip niet overeenkomt met de Codechipinformatie, zal het systeem een waarschuwing afgeven dat de...
8.5 Verwarming Nadat de teststrip is geplaatst en de Codechip is geïnstalleerd, zal het instrument in de verwarmingsstand komen en op het scherm verschijnt de voortgang van de verwarming (Figuur 4-5). (4-5) 8.6 Voer monster toe Het systeem telt af en vraagt de gebruiker om het monster toe te voegen (Figuur 4-6) na voltooiing van de verwarming en het monster...
Pagina 37
2). Masseer de vinger meerdere malen met een neerwaartse beweging alvorens de vingerprik uit te voeren. 3). Breng de hand omlaag tot onder het hart bij het afnemen van de bloeddruppel. 2. Identificeer een locatie op de vinger om te prikken 1).
2. Verzamel >0,1 mL veneus bloed in een injectiespuit van 1,0mL. 3. Gooi de eerste vier druppels verzameld bloed weg. Breng vervolgens onmiddellijk één druppel bloed (minstens 10 μL) rechtstreeks op de strip aan voor testen. OPMERKINGEN: Laat niet meer dan 30 seconden verstrijken na venapunctie voor het toevoegen van het bloedmonster.
8.8 Testresultaat Controleer de stripbijsluiter voor resultaten en uitleg. Het systeem toont de testresultaten nadat de test is voltooid (Figuur 4-8). De testresultaten kunnen worden afgedrukt of geüpload, als het instrument correct is aangesloten op de printer of server. Wanneer het resultaat buiten het normale bereik ligt, geeft het systeem aan dat het resultaat...
® vloeistofcontroles te gebruiken om de test uit te voeren. De qLabs vloeistofcontroles kunnen apart worden aangeschaft bij ® Micropoint Biotechnologies Co., Ltd. Raadpleeg de bijsluiter van de qLabs ® vloeistofcontroles voor gedetailleerde bedieningsaanwijzingen. Gebruik alleen gekwalificeerde qLabs PT-INR-controles voor ®...
9.2 Invoer teststripinformatie Nadat de teststrip is ingebracht opent u het teststripinformatiescherm (figuur 4-3) en voert u het Codechipnummer van de teststrip in; het Codechipnummer kan worden ingevoerd via handmatig invoeren en klik op " " om op te slaan of door het scannen van de streepjescode op de verpakking van de teststrip.
Wanneer het ingevoerde Codechipnummer van de teststrip niet overeenkomt met de Codechipinformatie, zal het systeem een waarschuwing afgeven dat de Codechipinformatie niet overeenkomt. Wanneer het ingevoerde Codechipnummer van de teststrip is verlopen, zal het systeem een waarschuwing geven dat de Codechip is verlopen.
9.5 Installeer QC-vloeistofcodechip Op het scherm verschijnt de specifieke Codechipinformatie van de QC- vloeistof (Figuur 5-5) na het invoeren van de Codechipinformatie van de QC-vloeistof. (5-5) Wanneer het ingevoerde Codechipnummer van de QC- vloeistof niet overeenkomt met de Codechipinformatie, zal het systeem een waarschuwing afgeven dat de Codechipinformatie niet overeenkomt.
9.6 Verwarming Nadat de teststrip is geplaatst en de Codechip is geïnstalleerd, zal het instrument in de verwarmingsstand komen en op het scherm verschijnt de voortgang van de verwarming (Figuur 5-6). (5-6) 9.7 Voer monster toe Het systeem telt af en vraagt de gebruiker om het monster toe te voegen (Figuur 5-7) na voltooiing van de verwarming en het monster...
9.8 QC-test Nadat de QC-vloeistof is toegevoegd, zal het systeem automatisch de QC- test starten en de voortgang van de test weergeven (Figuur 5-8). (5-8) 9.9 QC-testresultaten Het systeem toont de QC- testresultaten nadat de test is voltooid (Figuur 5-9). De testresultaten kunnen worden afgedrukt of geüpload, als het instrument correct is aangesloten op de printer of server.
Pagina 46
Druk in het scherm Resultaat van verzoek (figuur 5-9) op het pictogram "Opmerking" om een opmerking toe te voegen aan het testresultaat (figuur 5-10). U kunt kiezen uit 3 opmerkingen voor elk testresultaat. De opmerking kan worden gekozen uit de software- predefinitie en zal onder het resultaat worden weergegeven.
10 Resultaten Wanneer het opslagnummer van het monsterresultaat 80% van het totale aantal van de meter bereikt, wordt de gebruiker gevraagd om gegevens te uploaden. Als de gebruiker de gegevens niet uploadt, zal zullen de monsterresultaten automatisch de oudste overschrijven, nadat het totaalresultaat de limiet overschrijdt.
10.2 Testresultaat Klik op "Testresultaat" in het resultaatscherm (figuur 6-1) om het scherm voor testresultaat vragen te openen (figuur 6-3). Als er meerdere testresultaten zijn, scrollt u door het display voor alle resultaten. Klik op " " in het testresultaatscherm om alle testresultaten te wissen.
10.3 QC-resultaten Klik op "QC-testresultaat" in het resultaatscherm (figuur 6-1) om het scherm voor QC-testresultaat vragen te openen (figuur 6-5). Als er meerdere QC-testresultaten zijn, scrollt u door het display voor alle resultaten. Klik op " " in het testresultaatscherm om alle testresultaten te wissen.
11 Onderhoud ® 11.1 Verzorging en reiniging van uw qLabs ElectroMeter Volg deze stappen voor het reinigen van de qLabs ElectroMeter: ® 11.1.1 Schoonmaakfrequentie 1. Reinig de meter na elke patiënt of wanneer er tekenen van zichtbaar vuil en/of organisch materiaal zijn voordat u de meter desinfecteert.
vegen. 11.1.4 Aanbevolen reinigings/ontsmettingsmiddelen 1. Wegwerpdoekjes met een quaternaire ammoniumverbinding tot 0,5% (één samenstelling of mengsel) in isopropylalcohol maximaal 55%. 2. Gebruik geen andere ontsmettingsmiddelen of schoonmaakmiddelen op de meter. 3. Aanbevolen schoonmaakdoekjes staan in tabel 1 4. Het knopgebied op de bovenkant van de meter Tabel 1.
3 maanden om ontlading van de batterij en capaciteitsvermindering te voorkomen. 11.3 Service Geen onderdelen die door de gebruiker onderhouden kunnen worden. Alle service en afstelling moet worden uitgevoerd door Micropoint Biotechnologies Co., Ltd.
12 Probleemoplossing Wanneer een foutcode wordt weergegeven, voer de test dan opnieuw uit. Als u een tweede foutcode krijgt, neem dan contact op met uw plaatselijke distributeur en test de patiënt met een laboratoriummethode. Interpreteer een foutcode in geen geval als een patiëntresultaat. FOUTCODE BESCHRIJVING CORRECTIEVE ACTIE...
Pagina 54
FOUTCODE BESCHRIJVING CORRECTIEVE ACTIE Herhaal de test met een nieuwe strip. Als Het INR-resultaat ligt buiten het probleem zich blijft voordoen, neem het bereik, of het monster is E009 dan contactop met uw plaatselijke dealer mogelijk niet geschikt voor en gebruik de laboratoriummethode voor qLabs-tests.
Pagina 55
FOUTCODE BESCHRIJVING CORRECTIEVE ACTIE E018 De strip is onjuist geplaatst. Verwijder de teststrip niet tijdens de test. Pas deomgevingstemperatuur aan tot 10 °C ~ 35 °C en schakel de meter of 5 minuten uit, schakel de meter dan De temperatuur van de meter E019 weer in en start de test opnieuw.
Deze garantie garandeert niet de ononderbroken werking van de meter. De enige aansprakelijkheid van Micropoint Biotechnologies Co., Ltd. en de enige verhaalmogelijkheid van de koper onder deze garantie is dat tijdens de garantieperiode Micropoint Biotechnologies Co., Ltd. zonder enige kosten elk meteronderdeel met defecten in materiaal of vakmanschap zal vervangen of repareren.
Pagina 59
TOT DE AANKOOPPRIJS VAN DE METER. IN GEEN GEVAL IS MICROPOINT BIOTECHNOLOGIES CO., LTD. AANSPRAKELIJK VOOR INCIDENTELE, INDIRECTE, SPECIALE, PUNITIEVE SCHADE, GEVOLGSCHADE OF VERLIES DAT OP ENIGERLEI WIJZE VERBAND HOUDT MET DE METER OF VAN DERDEN. VORDERINGEN, ZELFS ALS MICROPOINT BIOTECHNOLOGIES CO., LTD.