om de test uit te voeren.
• De qLabs
testen.
• Gebruik geen verlopen of beschadigde teststrips.
• Het bloedmonster moet onmiddellijk na het verzamelen op de
teststrip worden aangebracht. Anders kan het bloedmonster gaan
stollen, wat leidt tot onnauwkeurige resultaten.
• Plasmamonsters of volbloed monsters met antistollingsreagentia
zijn niet geschikt voor de qLabs
• Voeg het monster niet toe totdat het systeem u vraagt om te
beginnen met het toevoegen van het monster.
• Het monster moeten worden toegevoegd in een doorlopende
handeling, breng geen extra monster aan.
• Gebruik het instrument niet voor onbedoelde doeleinden, dit kan
leiden tot onverwachte testresultaten.
• Gebruik het juiste monster om de test uit te voeren, anders kan dit
leiden tot onnauwkeurige resultaten.
• Dit instrument moet worden bediend door professioneel medisch
personeel.
• Gebruik de testresultaten niet om onbedoeld omstandigheden te
diagnosticeren.
• Gebruik de testresultaten niet voor niet vermelde klinische
doeleinden.
5.4 Een bloedmonster van een vingerprik verkrijgen
• Ontsmet de locatie van de vingerprik met een alcoholdoekje
alvorens te testen.
• Gebruik een nieuw capillair bloedmonster via vingerprik om te
testen.
• De vingerpriklocatie overmatig knijpen (melken) kan interstitiële
vloeistof vrijgeven in het bloedmonster, wat kan leiden tot
®
ElectroMeter NIET verplaatsen of aanraken tijdens het
®
PT-INR-test.
7
NL