8 Monstertest
8.1 Invoer monsternr.
Als de schakelaar monsternr. is uitgeschakeld, sla de stap van het invoeren
van het monsternr. over en plaats de teststrip. Als de schakelaar van het
monsternr. is ingeschakeld, kan het monster handmatig of automatisch worden
genummerd. Als u de automatische nummering is geselecteerd, opent u het
scherm voor het direct invoeren van de teststrip nadat het monstertestkanaal
is geopend. Het systeem genereert vervolgens automatisch monsternr., als
handmatige nummering is geselecteerd, voer het monsternr. dan handmatig in
en sla dit op na het openen van het monstertestkanaal (zoals getoond in Figuur
4-1), open vervolgens het scherm voor strip inbrengen.
8.2 Plaats een teststrip
(4-1)
(4-2)
Klik op het pictogram "Monstertest"
in het hoofdmenu (figuur 2-1) om
het monsterinformatiescherm te
openen (figuur 4-1) en voer het
monsternummer, dat bestaat uit
cijfers, hoofdletters en kleine letters
en een spatie, handmatig in. De
tekenlengte moet liggen tussen 1-20
en klik op "
" om op te slaan.
Sla het monsternr. op en open het
scherm voor strip inbrengen, plaats
daarna de strip in de richting zoals
aangegeven in Figuur 4-2. Blijf de strip
in de juiste richting invoeren totdat het
monster goed is uitgelijnd met de stip
op het instrument. Als de teststrip al
is geplaatst, sla het scherm voor strip
inbrengen dan over en ga naar het
volgende scherm voor het invoeren
van de teststripinformatie.
28
NL