ELEKTRISCHE AANSLUITING
3
1 – Thermische beveiliging
2 – Regelthermostaat
3 – Controlelampje verwarmen
4 – Natte weerstand
SLUIT DE STROOM AF
• Controleer of de boiler geschikt is voor de elektrische installatie.
• Sluit de voedingskabel van de boiler aan op een kabelaansluitpunt (de boiler mag niet worden
aangesloten op een stopcontact).
Controleer of de boiler is gevuld door de WARMWATERKRAAN open de draaien. Er moet KOUD
water uit de kraan stromen.
Als de boiler wordt ingeschakeld wanneer deze leeg is, bestaat het risico op beschadiging (niet
gedekt door de garantie).
• Schakel de stroom weer in.
• Een rechtstreekse aansluiting op de weerstanden (buiten de thermostaat om) is officieel verboden
omdat dit extreem gevaarlijk is. De temperatuur van het water kan hierbij niet meer worden
geregeld.
• Wanneer het vullen van de boiler is voltooid, kan de elektrische voeding worden ingeschakeld.
• Als uw groepenkast is uitgerust met een dag-nachtschakelaar (nachttarief), stel deze dan in op
stand 1 (geforceerde werking).
• Wacht totdat de opwarmtijd is beëindigd (ongeveer 30 minuten)
Tijdens de opwarmperioden zet het water in de ketel uit en een gedeelte van dit water ontsnapt in
een klein straaltje via de aftap (maximaal 3% van de inhoud per verwarmingscyclus). Dit is geen
reden tot zorg, maar een volstrekt normaal verschijnsel.
Tijdens het opwarmen en afhankelijk van de waterkwaliteit kan de boiler een kleine hoeveelheid
geluid produceren die lijkt op het geluid van een waterkoker. Dit is een normaal geluid en duidt niet
op een defect.
• De thermostaat is in de fabriek ingesteld op 65 °C (± 5 °C). U kunt deze instelling wijzigen met de
draaiknop van de thermostaat. Bij een lagere temperatuurinstelling wordt de hoeveelheid
kalkafzetting verminderd. Het controlelampje brandt alleen tijdens de opwarmfase.
1
4
2
INBEDRIJFSTELLING
3
2
4
Standaard elektrisch schema
N= Nulleider (blauw) / L = Fase (bruin)
PE = Aarding (groen-geel)
1
9