Vermijd de pomp bloot te stellen aan rechtstreekse
waterstralen.
Deze waterpomp is niet uitgerust met een be-
schermingsfunctie tegen vochtigheid en mag al-
leen in een droge omgeving worden geplaatst.
Stel de pomp nooit bloot aan regen en plaats
hem nooit in een vochtige omgeving.
Gebruik de pomp nooit voor ontvlambare of
schadelijke vloeistoffen.
Laat de pomp niet langer in bedrijf dan nood-
zakelijk.
De pomp mag niet droog draaien. Dit kan
leiden tot onherstelbare schade.
De pomp nooit gebruiken met volledig gesloten
inlaat.
De pomp mag niet langdurig worden gebruikt
voor het pompen van water dat bijvoorbeeld
zand, steen of kleverige substanties bevat. Aan-
gezien verontreinigd water bijtende chemicaliën
kan bevatten, moet worden voorkomen dat de
behuizing van de pomp hierdoor wordt aange-
tast. Gebruik deze pomp niet voor het pompen
van drinkwater.
De pomp mag niet gebruikt worden wanneer
er zich personen in het weg te pompen water
bevinden.
De vloeistof kan verontreinigd worden door het
lekken van smeermiddelen.
Veiligheidsvereisten
De voeding moet voldoen aan de vereisten die
staan vermeld op de waterpomp. Raadpleeg
eventueel de instructies van uw elektriciteitsbe-
drijf voor veilige aansluitingen. Sluit de pomp niet
aan als deze en de voedingskabel niet overeen-
komen met de gestelde eisen!
De pomp nooit optillen, transporteren of beves-
tigen aan haar netsnoer.
Verwijder nooit de stekker en kort de kabel nooit
in. Als u dit doet, komt de garantie te vervallen.
Houd de aansluiting (stekker en stopcontact)
droog.
Gebruik de pomp niet in zwembaden en meren
of in andere situaties waarbij personen fysiek in
contact kunnen komen met het water.
20 NL/BE
Deze pomp is geschikt voor het pompen van
water met een temperatuur van minimaal 4 °C
en maximaal 35 °C.
De pomp mag niet droog draaien. Dit kan leiden
tot onherstelbare schade.
Wanneer de pomp op het waternet wordt
aangesloten, moet een bijkomende terugslag-
beveiliging aanwezig zijn (terugslagklep) om
te voorkomen dat niet-drinkbaar water in het
waternet gestuwd wordt.
Installatie/instelling
Controleer voor gebruik van de waterpomp of
het netsnoer en de stekker onbeschadigd zijn.
Plaats de pomp op een vlakke en stevige on-
dergrond.
De voeding van de pomp moet tijdens de instal-
latie zijn uitgeschakeld.
Installeer de apparatuur in een droge, goed
geventileerde omgeving bij een temperatuur
van minder dan 40 °C.
Als er door uw handelen sprake is van een over-
vloed aan water en het irrigatiegebied komt
onder water te staan, dan kunt u een aantal
maatregelen nemen (zoals de installatie van een
apparaat voor de afvoer van het overtollige water,
een alarm, een reservepomp, waterreservoir,
enzovoort). De producent is echter niet verant-
woordelijk voor mogelijke gevolgschade.
LET OP!
De pomp moet worden beschermd tegen
bevriezing.
Onzuiverheden in het water dat wordt aangezo-
gen kunnen zorgen voor versnelde slijtage van
de pomp en zo de effectieve capaciteit vermin-
deren. Installeer daarom altijd een filter.
Elektrische aansluiting
De elektricien die de installatie uitvoert, moet
controleren of de elektrische aansluiting, inclu-
sief de aardingsklem, voldoet aan de standaard.
De pomp moet worden gevoed via een aardlek-
schakelaar met een uitschakelstroom van niet
meer dan 30 mA.