Werking
Opwarmfunctie
Werkingsfunctie
Veiligheidsfunctie
Opwarmfunctie
(alleen bij VL1.40/P en VL1.55P)
Indien van de installatie warmte wordt
gevraagd, dan wordt eerst de
sproeierlijnverwarming ingeschakeld.
Wanneer de
olievoorverwarmingstemperatuur wordt
bereikt, geeft een thermostaat in de
sproeierlijnverwarming het
programmaverloop vrij. De opwarmtijd
bij koude start bedraagt ongeveer 2
minuten.
Principeschema
1
Oliebranderpomp cpl.
2
Oliedrukregelaar
3
Oliebranderpomp
4
Werkingsfunctie
- Na warmteverzoek door de
ketelregelaar start de
olieverbrandingsautomaat het
programmaverloop.
- De motor start, de ontsteking wordt
ingeschakeld en de voorventilatietijd
van 15 sec loopt.
- Tijdens de voorventilatie wordt de
branderkamer bewaakt op
vlamsignalen.
- Na afloop van de voorventilatie opent
het oliemagneetventiel en de brander
start.
- De ontsteking wordt uitgeschakeld als
de brander werkt.
Uitschakelen regeling
- De ketelregelaar onderbreekt het
warmteverzoek.
- Het oliemagneetventiel wordt gesloten
en de vlam dooft.
- De brandermotor wordt uitgeschakeld.
- De brander is in stand-by voor
werking.
4
Magneetventiel
5
Sproeierlijn
(met verwarming bij VL1.40/P en
VL1.55P)
6
Branderkop
03/2011 - Art. Nr. 4200 1016 4000C
Veiligheidsfunctie
Een uitschakelen in storingstoestand
treedt op:
- als tijdens de voorventilatie een
vlamsignaal aanwezig is
(parasietlichtbewaking)
- als bij de start (brandstofvrijgave) na 5
sec (veiligheidstijd) geen vlam is
gevormd
- als er bij vlamuitval tijdens de werking
na een vergeefse herstartpoging geen
vlam ontstaat.
Een uitschakelen in storingstoestand
wordt weergegeven door het oplichten
van de storingslamp en kan na het
verhelpen van de storingsoorzaak door
het indrukken van de resetknop weer
worden ontgrendeld.
Voor meer informatie zie beschrijving
branderautomaat.
7
Stuwschijf
8
Gelineariseerde
luchtdoseertrommel
10 Ventilator
11 Brandermotor