15.10. De functies beveiligen en ontgrendelen
15.10.1. Afzonderlijke bestanden
Selecteer in het weergavemenu de optie Beveiligen en daarna de optie Éen.
Selecteer met de toetsen
Druk op Vergrendelen of Ontgrendelen en druk daarna op OK 10 om het
geselecteerde bestand te beveiligen of te ontgrendelen.
Druk op Sluiten en vervolgens op de toets OK om naar het weergavemenu te-
rug te gaan.
15.10.2. Meerdere bestanden
Selecteer in het weergavemenu de optie Vergrendelen en daarna de optie
Multi.
Selecteer met de toetsen
delmarkering of verwijder met de toets
delmarkering.
Druk op de toets OK om de vergrendeling te activeren of te deactiveren.
Druk op de toets
15.10.3. Alle bestanden
Selecteer in het weergavemenu de optie Vergrendelen en vervolgens de op-
tie Alles vergr. of Alles ontgr..
Druk op Ja en vervolgens op de toets OK om te bevestigen dat u alle bestan-
den wilt beveiligen of ontgrendelen.
Druk op de toets
weergavemenu.
Wanneer een geheugenkaart is geplaatst, kunt u alleen de bestanden wis-
sen die op de geheugenkaart staan.
Wanneer de geheugenkaart is geblokkeerd, kunt u de bestanden die hier-
op staan niet wissen.
Een gewist bestand kan niet worden hersteld. Ga daarom voorzichtig te
werk wanneer u bestanden wist.
294 - Nederlands
of
een foto.
of
een foto, plaats met de toets
om naar het weergavemenu terug te gaan.
1 1 om de bewerking te annuleren. U gaat terug naar het
een eerder gedefinieerde vergren-
een vergren-