stijgt de druk in de verbruikersleiding. Als de op de
drukschakelaar ingestelde uitschakeldruk wordt
bereikt, wordt de huishoudwaterinstallatie uitge-
schakeld.
Door de werking van het membraandrukvat wordt
de schakelfrequentie beïnvloed. Als het volume
van het vat toeneemt, neemt de schakelfrequen-
tie af.
Om het schakelen te optimaliseren moet in func-
tie van de inschakeldruk een gasvoordruk worden
ingesteld in het membraandrukvat (conform
tabel 1, paragraaf 8).
7 Installatie en elektrische aansluiting
7.1 Installatie
De huishoudwaterinstallatie dient conform de
plaatselijke voorschriften te worden geïnstalleerd
en gebruikt. De huishoudwaterinstallatie moet in
een gesloten, droge, goed geventileerde en vorst-
vrije ruimte worden geïnstalleerd. In de opstel-
lingsruimte moet een drainagevoorziening voor de
bodem aanwezig zijn die voldoende gedimensio-
neerd is en op het ontwateringssysteem van het
gebouw is aangesloten. De gebruiker moet schade
ten gevolge van het uitvallen van de huishoudwa-
terinstallatie (bijv. bij overstroming van de ruimte)
uitsluiten met geschikte maatregelen (zoals een
signaleringsinstallatie voor fouten en storingen of
een automatisch drainagesysteem). De aanzuig-
en persleiding dienen door de klant te worden
voorzien. Bij een vaste resp. stationaire installatie
moet de huishoudwaterinstallatie door de klant
worden bevestigd aan de bodem. Het opstellings-
vlak moet horizontaal en vlak zijn. Er moet plaats
worden voorzien voor onderhoudswerkzaam-
heden.
AANWIJZING:
De huishoudwaterinstallatie nooit op een oneffen
ondergrond monteren!
Om de overdracht van contactgeluiden te voorko-
men, moeten de slangen van huishoudwaterin-
stallatie met flexibele verbindingsstukken op de
aanzuig- en persleiding worden aangesloten. Als
de klant de installatie op de bodem bevestigt,
moet erop worden gelet dat geschikte maatrege-
len worden genomen om de overdracht van con-
tactgeluiden te voorkomen (bijv. door een
ondergrond van kurk, trillingsdempers of derge-
lijke). Om de huishoudwaterinstallatie op de
bodem te bevestigen moeten boorgaten worden
voorzien ter hoogte van de stelpoten (zie fig. 1, L2
en P1).
7.1.1 Huishoudwaterinstallatie in toevoerbedrijf
(fig. 2)
Een normaalzuigende pomp wordt via een toe-
voer-aansluiting voorzien van water. De voorzie-
ning van water kan vanuit het openbare water-
voorzieningsnet of een hoger gelegen tank
plaatsvinden.
Inbouw- en bedieningsvoorschriften Wilo-huishoudwaterinstallaties Hxx
VOORZICHTIG!
Om een probleemloos bedrijf te garanderen,
hebben de pompen een waterslot van 300 mm
nodig, d.w.z. het begin van de verbruikersleiding
moet over een lengte van minimaal 300 mm stij-
gend geplaatst worden.
In de toevoerleiding en de verbruikersleiding
moeten geschikte afsluitkranen (fig. 2, pos. 11
resp. 12) worden geïnstalleerd. De toevoerleiding
moet van een terugslagklep (fig. 2, pos. 13) resp.
een veerbelast voetventiel (fig. 2, pos. 10) worden
voorzien. De diameter van de toevoerleiding mag
niet kleiner zijn dan de diameter van de zuig-
aansluiting van de pomp.
Om spanningsoverdrachten door het gewicht
van de leidingen te voorkomen, moeten deze
met geschikte bevestigingsinrichtingen (fig. 2,
pos. 14) op de bodem worden gefixeerd.
7.1.2 Huishoudwaterinstallatie in aanzuigbedrijf
(fig. 3)
Bij een zelfaanzuigende pomp of tijdens het aan-
zuigbedrijf met normaalzuigende pomp uit lager
gelegen tanks dient een aparte, vacuüm- en druk-
vaste aanzuigleiding met voetventiel (fig. 3,
pos. 10) geïnstalleerd te worden. Deze aanzuiglei-
ding dient continu stijgend van de tank naar de
pompaansluiting aan de zuigzijde te worden geïn-
stalleerd. Het voetventiel moet zo gepositioneerd
worden dat zowel een afstand van 100 mm tot de
bodem van de tank als een minimale waterdekking
van 200 mm bij de laagste waterstand gewaar-
borgd is. Principieel wordt het aanbevolen een
zuigslang-set te gebruiken die uit een zuigslang
en voetventiel bestaat. Om het aanzuigen van
grove verontreinigingen vanop de bodem van de
tank te voorkomen, moet een drijvende afname
geïnstalleerd worden.
In de verbruikersleiding moeten geschikte afsluit-
kranen (fig. 3, pos. 12) worden geïnstalleerd.
Alle aansluitleidingen moeten spanningsvrij op de
installatie gemonteerd worden door middel van
demonteerbare verbindingen. Het gewicht van de
aansluitleidingen moet met behulp van geschikte
bevestigingsinrichtingen (fig. 3, pos. 14) op de
bodem worden bevestigd.
7.2 Elektrische aansluiting
GEVAAR! Levensgevaar!
De elektrische aansluiting moet conform de gel-
dende plaatselijke voorschriften (bijv. VDE-
voorschriften) worden uitgevoerd door een
elektromonteur die erkend is door het plaatse-
lijke energiebedrijf.
Het wordt aanbevolen dat de huishoudwater-
installatie via een lekstroom-veiligheidsschake-
laar (FI-schakelaar) wordt aangesloten. Voor het
gebruik in zwembaden en tuinvijvers moeten
de relevante voorschriften conform VDE 0100
deel 702 worden nageleefd.
Aansluiting op het net:
• Uitvoering EM: aansluiting door middel van een
aansluitkabel met stekker (fig. 1, pos. 6)
Nederlands
49