4. De hellingstand van de loopband veranderen
zoals gewenst.
Druk om de helling van de loopband te veranderen,
op de toenametoets en afnametoets Incline (hel-
ling), of een van de genummerde hellingtoetsen.
Elke keer als u op de toenametoets of afnametoets
Incline (helling) drukt, verandert de hellingsinstel-
ling met 0,5%. Als u op een van de genummerde
hellingtoetsen drukt, dan zal de helling geleidelijk
veranderen tot deze de geselecteerde hellingsin-
stelling bereikt.
5. Volg uw vordering op de display.
De display kan de volgende oefeninginformatie
bevatten:
CALS (calorieën) – Wanneer de handmatige
instelling en de meeste vooraf ingestelde oefe-
ningen worden gekozen zal deze display het
geschatte aantal calorieën dat u verbrand heeft
aangeven. Wanneer calorie-oefeningen worden
gekozen, zal deze display het geschatte aantal
calorieën dat u nog moet verbranden met de oefe-
ning aangeven.
CALS/HR (calorieën per uur) – Het geschatte
aantal calorieën dat u per uur verbrandt.
MI of KI (afstand) – De afstand die u in mijlen of
kilometers heeft gelopen of gerend. Druk op de
toets St/Met (standaard/metrisch) om de meeteen-
heid te wijzigen.
%Grade (helling) – Het hellingniveau van de
loopband.
Pace (tempo) – Uw snelheid in minuten per
kilometer of minuten per mijl. Druk op de toets St/
Met (standaard/metrisch) om de meeteenheid te
wijzigen.
BPM en hartsymbool (hartslag) – Uw hartslag
als u de hartslagmonitor met handgreep gebruikt of
een geschikte borstkashartslagmonitor (zie stap 6
op bladzijde 14).
MPH of KPH (snelheid) – Uw snelheid in kilome-
ters per uur of mijlen per uur. Druk op de toets St/
Met (standaard/metrisch) om de meeteenheid te
wijzigen.
Time (tijd) – In de manuele instelling toont deze
weergave de verstreken tijd. Wanneer een vooraf
ingestelde oefening is geselecteerd, de resterende
tijd van de oefening.
VRT FT of VRT M (verticale afstand) – De
afstand die u lopend of rennend heeft afgelegd in
verticale feet of meters.
Druk herhaaldelijk op de toets Next Display (vol-
gende display) om de gewenste oefeninginformatie
op de display te zien.
Scanmodus – Het bedieningspaneel heeft ook een
scanmodus waarmee oefeninginformatie in een
herhalingscyclus wordt getoond. Om de scanmo-
dus aan te zetten, drukt u op de toets Multi-Scan;
de scan-indicator (C) zal op het display aangaan.
C
Om de scancyclus handmatig verder te laten
gaan, drukt u herhaaldelijk op de toets Multi-Scan.
Om de scanmodus uit te zetten, drukt u op de
toets Next Display (volgende display); de scanindi-
cator gaat dan uit.
U kunt de scanmodus ook aanpassen om alleen
de gewenste oefeninginformatie in een herhalende
cyclus te zien.
Om de scanmodus aan te passen, drukt u eerst
herhaaldelijk op de toets Next Display (volgende
display) tot de oefeninginformatie die u wilt toevoe-
gen of verwijderen uit de scancyclus in de display
verschijnt.
Druk vervolgens op de toets Add/Substract (toe-
voegen/verwijderen) om oefeninginformatie toe te
voegen aan of te verwijderen uit de scancyclus.
Wanneer oefeninginformatie wordt toegevoegd,
zal de indicator ervan aan gaan in de display.
Wanneer oefeninginformatie wordt verwijderd,
zal de indicator uitgaan.
Druk vervolgens op de toets Multi-Scan om de
scanmodus aan te zetten.
Om de display te resetten drukt u twee keer op de
toets Stop, haalt u de sleutel eruit en steekt u de
sleutel er weer in.
19