Inhoudsopgave
Advertenties
IP-waarden verkrijgen
U kunt de adresparameters voor elke netwerkpoort van controllermodules configureren. U kunt statische
IP-waarden instellen of DHCP gebruiken. DHCP is standaard ingeschakeld op S3200/S2200-systemen.
TIP: Zie het onderwerp "Netwerkpoorten configureren" in de Handleiding voor opslagbeheerders.
Het IP-adres van netwerkpoorten instellen via DHCP
In de DHCP-modus worden het IP-adres van de netwerkpoort, het subnetmasker en de waarden van de
gateway verkregen van een DHCP-server indien deze beschikbaar is. Als geen DHCP-server beschikbaar
is, blijven de huidige adressen ongewijzigd. U moet een methode hebben om te bepalen welke adressen
zijn toegewezen, zoals een lijst met bindingen op de DHCP-server.
Het IP-adres van netwerkpoorten instellen via de CLI-poort en -kabel
Als DHCP niet is gebruikt om de IP-waarden van de netwerkpoort in te stellen, kunt u deze handmatig
instellen, zoals hieronder wordt beschreven. Als u de USB-poort en -kabel van de CLI gebruikt, moet u
communicatie voor de poort inschakelen (zie ook
in Windows
op pagina 82).
Netwerkpoorten op controllermodule A en controllermodule B zijn geconfigureerd met de volgende
standaardwaarden:
• IP-adres van netwerkpoort: 10.0.0.2 (controller A), 10.0.0.3 (controller B)
• IP-subnetmasker: 255.255.255.0
• IP-adres van gateway: 10.0.0.1
Als de standaard-IP-adressen niet compatibel zijn met uw netwerk, moet u een IP-adres instellen voor elke
netwerkpoort met de CLI die in elke controllermodule is ingebouwd. Met de CLI krijgt u toegang tot het
systeem via de Universal Serial Bus-interface (USB) en de software voor terminale emulatie.
LET OP: Als u de mini USB-CLI-poort en -kabel gebruikt, raadpleegt u bijlage D -
• Windows-klanten moeten het apparaatstuurprogramma dat wordt beschreven in
downloaden
• Linux-klanten moeten de USB-poort voorbereiden zoals wordt beschreven in
het stuurprogramma
Gebruik de CLI-opdrachten die worden beschreven in onderstaande stappen om het IP-adres in te stellen
voor de netwerkpoort van elke controllermodule.
Nadat de nieuwe IP-adressen zijn ingesteld, kunt u deze naar wens wijzigen met de SMC. Wijzig het
IP-adres voordat u de netwerkconfiguratie wijzigt. Zie
informatie over de webtoepassing voor opslagbeheer.
1. Zorg ervoor dat u een IP-adres, subnetmasker en gatewayadres van uw netwerkbeheerder krijgt voor
controller A, en dezelfde gegevens voor controller B.
Leg deze IP-adressen vast, zodat u ze kunt opgeven wanneer u de controllers beheert met de SMC of
de CLI.
2. Gebruik de meegeleverde USB-kabel om controller A aan te sluiten op een USB-poort op een hostcomputer.
U kunt de USB mini 5-mannelijke aansluiting verbinden met de CLI-poort zoals afgebeeld in
op pagina 44 (generieke S3200-controllermodule afgebeeld).
op pagina 82 downloaden en installeren.
op pagina 82.
De CLI-poort en -kabel gebruiken – Bekende problemen
Toegang tot de SMC
Lenovo Storage S3200/S2200-installatiehandleiding
USB-apparaten
aansluiten:
De software
Parameters instellen voor
op pagina 47 voor meer
Afbeelding 30
43
Advertenties
Inhoudsopgave
