3.8
Omgang met elektrische energie
• De van toepassing zijnde DIN-/VDE-voor-
schriften dienen nageleefd te worden.
• Elektrische verbindingen dienen steeds vrij
van vuil en vochtigheid te zijn.
• Alleen originele zekeringen met voorgeschre-
ven stroomsterkte gebruiken. Bij storingen
in de elektrische stroomvoorziening moet de
machine onmiddellijk worden uitgeschakeld.
• Na het aanraken van of snijden in kracht-
stroomgeleidende leidingen:
- de machine loslaten, maar niet verlaten
- de machine uit de gevarenzone leiden, voor
zover dat zonder gevaar voor de bediener mo-
gelijk is
- buitenstaanders voor het dichterbij komen
en aanraken van de machine waarschuwen
- spanning afschakelen
- machine pas verlaten wanneer de geraakte
of beschadigde leiding met zekerheid stroom-
loos geschakeld is
• Voldoende afstand tussen de machine en
bovengrondse elektrische leidingen houden.
Bij werkzaamheden in de buurt van boven-
grondse elektrische leidingen mag de uitrus-
ting niet in de buurt van de leidingen komen.
LEVENSGEVAAR!
• Informeer u over de aan te houden veilig-
heidsafstanden.
• Werkzaamheden aan elektrische installaties
of bedrijfsmiddelen mogen enkel door een
elektricien of door opgeleide personen on-
der leiding en toezicht van een elektricien
overeenkomstig de elektrotechnische regels
uitgevoerd worden.
• Machineonderdelen waaraan inspectie-,
onderhouds- en reparatiewerkzaamheden
uitgevoerd worden, dienen - indien voorge-
schreven - spanningsvrij geschakeld te wor-
den. Eerst controleren of de vrijgeschakelde
onderdelen wel spanningsvrij zijn, dan aarden
en kortsluiten, alsook onderdelen in de buurt
die onder spanning staan, isoleren.
Pagina 16
• CEDIMA® • Technische documentatie • Alle rechten volgens ISO 16016 • Onder voorbehoud van wijzigingen omwille van de technische vooruitgang •
Hoofdstuk 3 - Fundamentele veiligheidsinstructies
Voegensnijder CF•2116 D
• De elektrische uitrusting dient regelmatig
geïnspecteerd/gecontroleerd te worden.
Gebreken zoals losse verbindingen resp. aan-
gesmoorde kabels dienen direct verholpen te
worden.
• Indien werkzaamheden in de buurt van
stroomgeleidende onderdelen noodzakelijk
zijn, moet er een tweede persoon bij worden
betrokken die in geval van nood de noodstop
resp. de hoofdschakelaar met spannings-
vrijgave indrukt. Het arbeidsbereik met een
rood-witte veiligheidsketting en een waar-
schuwingsbord afbakenen. Enkel spannings-
geïsoleerd gereedschap gebruiken.
• Bij werkzaamheden aan hoogspannings-
bouwgroepen na het vrijschakelen van de
spanning de stroomvoorzieningskabel op de
massa aansluiten en de bouwdelen bv. con-
densatoren met een aardingsstaaf kortsluiten.
• Niet-stationaire elektrische bedrijfsmiddelen,
aansluitleidingen met stekkers alsook ver-
lengsnoeren en leidingen voor apparaataan-
sluitingen met hun stopcontacten dienen, in
zover ze gebruikt worden, minstens elke zes
maanden door een elektricien of bij gebruik
van geschikte testapparaten ook door een in
elektrotechniek opgeleid persoon op regle-
mentaire toestand gecontroleerd te worden.
• Beveiligingsmaatregelen met foutstroombe-
veiligingsinstallatie dienen bij niet-stationaire
installaties minstens eenmaal per maand door
een in de elektrotechniek opgeleid persoon
op werkzaamheid gecontroleerd te worden.
• Beveiligingsinrichtingen voor lekstroom en
foutspanning moeten regelmatig worden ge-
controleerd op correct functioneren door het
bedienen van de controle-inrichting
- bij niet-stationaire installaties elke werkdag
- bij stationaire installaties minstens elke zes
maanden