MENU INSTALLATEUR: DETAILINSTELLING
Via de zelfhoudtijd wordt het loopwerk van de klassieke laadmodellen gesynchroniseerd met de start van de nacht-
laadvrijgave. Na de start van het loopwerk via het signaal LL loopt dit slechts ook zonder dit signaal door (totdat de cyclusduur
E13 is bereikt) als sinds de start meer dan de zelfhoudtijd is verstreken. In andere gevallen blijft het loopwerk staan en loopt
pas weer door met het volgende signaal LL. De zelfhoudtijd moet kleiner zijn dan de nachtelijke vrijgaveduur.
Fabrieksinstelling: 6 h, instelbereik: 2 h .. 6 h
Cyclusduur (E13)
Installateur > Detailinstelling > Oplaadmodel (alleen toepassing Klassiek)
Instelling van de maximale looptijd het loopwerk, zie
Klassiek volgens DIN EN 50350
, p. 17.
Via de cyclusduur wordt het loopwerk van de klassieke laadmodellen voorbereid op de start van de volgende nachtvrijgave.
Het loopwerk stopt na de omlooptijd, waarmee het verschil tussen omlooptijd en de 24 uren van een etmaal als buffer voor
tijdverschuivingen van het vrijgavesignaal beschikbaar is. Als de cyclusduur lager dan de dagomschakeling E12 wordt
ingesteld, werkt de oplaadbesturing slechts op de nachtkarakteristiek.
Fabrieksinstelling: 22 h, instelbereik: 8 h .. 23 h
Dagomschakeling (E12)
Installateur > Detailinstelling > Oplaadmodel (alleen toepassing Klassiek)
Instelling van de looptijd waarna (na de start van het loopwerk) wordt omgeschakeld van nacht- op dagbedrijf, zie
Klassiek
volgens DIN EN 50350
, p. 17.
Deze waarde is automatisch naar beneden toe beperkt tot de waarde van de hoofdlaadtijd E3, omdat een lagere waarde van
voer.
Als de waarde na het opslaan wordt teruggezet naar een hogere dan de nieuw ingestelde waarde, dan is de hoofdlaadtijd E3
op deze hogere waarde ingesteld.
Fabrieksinstelling: 10 h, instelbereik: 6 h .. 14 h (naar beneden toe beperkt tot hoofdlaadtijd E3)
64 | EAC 5
www.stiebel-eltron.com