INSTALLATIE: AANSLUITING
Aansluiting
Na de montage van het apparaat wordt het bedraad volgens
de onderstaande klemmenbezettingsinstructie. Daarbij moet
beslist rekening worden gehouden met de onderstaande
aanwijzingen en het bij het apparaattype behorende
aansluitschema:
De aansluitingen op de klemmen L en N mogen niet
worden verwisseld.
De klemmen LF, LZ en indien van toepassing LX (bij
gebruik van de ingang als loopwerkstart LL) moeten
volgens de voorschriften van de plaatselijke netbeheerder
worden aangesloten op potentiaalvrije contacten bijv.
van een toonfrequentontvanger of tariefschakelklok.
De stuurfasen op de klemmen LF, LZ en LX moeten
dezelfde zijn als die van de netspanning op klem L.
De door de plaatselijke netbeheerder voorgeschreven
schakeling kan afwijken van de hier getoonde schakeling.
De actueel geldige schakeling wordt doorgaans vermeld
in de bijlage van de technische aansluitvoorwaarden
(TAB) van de netbeheerder.
Bij een apparaat met AC-stuuruitgang mag het maximale
stuurvermogen van het stuurapparaat niet worden
overschreden.
24 | EAC 5
Het is aan te raden de stroomvoorziening van de gehele
verwarmingsregeling
verwarmingsstroom zelf af te zekeren met een aparte
veiligheidsschakelaar.
onafhankelijk
van
www.stiebel-eltron.com
de