8.2 Bedrading bij uitlevering
De RX-standaard
Er zijn drie lussen gemonteerd op de klemmenstrook
van de besturing. Voor het aansluiten van
regelapparatuur kan het nodig zijn om één of
meerdere lussen te verwijderen. Raadpleeg hiervoor
de van toepassing zijnde schema's in de bijlagen.
Met lus 1 wordt de +10V verbonden met de eerste klem
■
van het vrijgavecontact;
Met lus 2 wordt de GND verbonden met de tweede
■
klem van het vrijgavecontact;
Met lus 3 wordt de +10V verbonden met de 0-10V
■
stuuringang. Via lus 1 en lus 2 staat er spanning op
het vrijgavecontact. Via lus 3 staat er 10V op de
0-10V stuuringang. De ventilator zal daarom na het
aansluiten draaien op de maximale capaciteit.
De RX-ZMV
Er zijn twee lussen gemonteerd op de
klemmenstrook van de besturing. Voor het aansluiten
van regelapparatuur kan het nodig zijn om één of
meerdere lussen te verwijderen. Raadpleeg hiervoor
de van toepassing zijnde schema's in de bijlagen.
Met lus 1 wordt de +10V verbonden met de eerste klem
■
van het vrijgavecontact;
Met lus 2 wordt de GND verbonden met de tweede
■
klem van het vrijgavecontact. Via lus 1 en lus 2 staat
er spanning op het vrijgave contact. De ventilator
zal daarom na het aansluiten draaien op een zodanig
toerental dat de ingestelde druk wordt gerealiseerd.
In niet gemonteerde toestand (vrij aanzuigend) kan
de ventilator geen druk opbouwen en draait op
maximale capaciteit.
Deze grafieken zijn alleen van toepassing als
de instelling van de maximum en minimum
capaciteit niet is gewijzigd.
Met de laptop/PC of de potmeters op de besturing
kunnen minimum en maximum luchthoeveelheid
worden gewijzigd. Dit betekent dat de grafiek van de
ventilator veranderd.
Voorbeeld
Min. luchthoeveelheid 50% en Max.
luchthoeveelheidt 70% betekent 50% bij 0,5V en
70% bij 4,5V op de 0,5-4,5V stuuringang.
Capaciteit (%)
50%
0
0
2
4
6
8
0-10V - GND (V)
14 - NL
70%
10
8.3 Relatie tussen toerental en spanning op 0-10V
stuuringang
Bij het aansluiten van regelaars wordt het toerental
van de RX geregeld door de spanning te variëren
op de 0-10V stuuringang. Door het meten van de
spanning tussen de klemmen GND en de 0-10
stuuringang, kan het toerental
van de ventilator worden afgeleid uit één van
onderstaande grafieken. De spanning kan zowel op
de RX (twee klemmen van de 0-10V stuuringang)
als op de aangesloten schakelaar/regelaar worden
gemeten.
toerental (min
-1
)
capaciteit (%)
2000
100
1500
75
1000
50
500
25
0
0
0
2
4
6
8
10
0-10V - GND (V)
toerental (min
-1
)
capaciteit (%)
2000
1500
1000
100
75
500
50
30
0
0
0
2
4
6
8
10
0-10V - GND (V)
Inregelvoorbeeld
Wilt u een RX 210 inregelen op twee toerentallen
met de SAG 0-2: 750rpm en 1000rpm, volg dan
onderstaand voorbeeld op.
Draai de schakelaar in stand '1';
■
Verdraai de potmeter n1 totdat de spanning
■
tussen de klemmen GND en '0 - 10V' 3,8V is.
Dit komt overeen met 750rpm, zie onderstaande
karakteristiek van de RX 20/10;
Draai nu de schakelaar in stand '2'. Verdraai
■
nu potmeter n2 totdat 5,5V gemeten wordt,
overeenkomend met 1000rpm.
toerental (min
-1
)
capaciteit (%)
2000
1500
1000
500
0
0
2
4
6
8
10
3.8
5.5
0-10V - GND (V)
De ventilator wordt aangesloten overeenkomstig het
van toepassing zijnde schema.
Er kunnen meerdere schema's tegelijkertijd van
toepassing zijn. Bijvoorbeeld: een RX-ZMV kan
opgenomen zijn in een netwerk en tegelijkertijd
verbonden zijn met een DNG 31.
toerental (min
-1
)
capaciteit (%)
2000
1500
1000
500
0
0
2
4
6
8
0-10V - GND (V)
toerental (min
-1
)
capaciteit (%)
2000
1500
1000
500
0
0
2
4
6
8
0-10V - GND (V)
SAG 0-2
n
2
100
n
1
75
50
25
+ 10V
0
V
E
EN
soll
100
75
50
25
0
10
100
75
50
25
0
10
GND