2 Veiligheid
83054607 1/2020-01 La
Montage- en bedieningsrichtlijnen
Gasbrander WG20.../1-C Z-LN
2.3.3 Elektrische werkzaamheden
Bij werken aan spanningsgeleidende onderdelen:
voorschriften ter voorkoming van ongevallen DGUV Vorschrift 3 (Duitsland) en
plaatselijk geldende voorschriften, in het bijzonder het Algemeen Reglement voor
Elektrische Installaties (A.R.E.I.), naleven;
gereedschap volgens EN 60900 gebruiken.
Het toestel bevat componenten die door elektrostatische ontlading (ESD)
beschadigd kunnen worden.
Bij werken op printplaten en contacten:
printplaat en contacten niet aanraken;
evt. ESD-beveiligingsmatregelen treffen.
2.3.4 Gastoevoer
Enkel de gasleverancier of een gehabiliteerde installateur mag gasinstallaties in
gebouwen en terreinen oprichten, wijzigen en onderhouden.
Het leidingsysteem moet overeenkomstig de werkingsdruk aan een
belastingsproef en dichtheidscontrole en/of een functionaliteitstest onderworpen
worden (zie bijv. DVGW-TRGI, arbeidsblad G 600).
Gasmaatschappij voor de installatie over de aard en de omvang van de geplande
installatie informeren.
Plaatselijke voorschriften en richtlijnen bij de installatie in acht nemen, bijv.
DVGW-TRGI, werkblad G 600; TRF volume 1 en volume 2.
Gastoevoer volgens de gassoort en de gaskwaliteit zodanig uitvoeren dat er
geen vloeibare stoffen ontstaan, bijv. condensaat. Bij LPG de verdampingsdruk
en de verdampingstemperatuur in acht nemen.
Enkel gekeurd en toegelaten dichtingsmateriaal gebruiken en daarbij de
gebruiksinstructies in acht nemen.
Toestel opnieuw instellen wanneer naar een andere gassoort wordt
overgeschakeld. De omschakeling tussen vloeibaar gas en aardgas vergt een
ombouw.
Dichtheidscontrole na elk onderhoud en elke storingsoplossing doorvoeren.
2.4 Constructieve wijzigingen
Voor alle ombouwactiviteiten is een schriftelijke toestemming van de firma
Max Weishaupt GmbH nodig.
Enkel aanvullende componenten inbouwen die samen met het toestel getest en
gekeurd werden.
De verbrandingsruimte niet wijzigen door het inzetten van hulpstukken die de
constructief vastgelegde vlamvorming verhinderen.
Enkel originele Weishaupt-onderdelen gebruiken.
2.5 Geluidsniveau
Het geluidsniveau wordt door het akoestische gedrag van alle componenten van
een verbrandingssysteem bepaald.
Een hoog geluidsniveau kan bij langdurig optreden hardhorigheid veroorzaken.
Bedieningspersoneel met persoonlijk beschermingsmateriaal uitrusten.
De geluidsemissies kunnen met een geluiddempingskap verder gereduceerd
worden.
2.6 Afvoer van afvalstoffen
Materiaal en componenten doelmatig en milieuvriendelijk afvoeren. Daarbij de
plaatselijk geldende voorschriften naleven.
8-96