1.4.6 Opslag
Berg de Pompbasis en Reservoirpatch op bij temperaturen tussen -10 °C en
55 °C, en bij een relatieve vochtigheid van tussen de 20% en 90%. Bewaar de
Pompbasis en Reservoirpatch NIET in direct zonlicht, onder extreme
temperaturen of in zeer vochtige ruimten.
Berg de Sensor tijdens de gebruiksduur van de Sensor op bij temperaturen
tussen 2 °C en 30 °C, en bij een relatieve vochtigheid van tussen de 20% en
90%. Bij temperaturen hoger dan 30 °C moet de Sensor worden opgeslagen
bij koele temperaturen niet lager dan 2 °C. U mag de Sensor in de koelkast
bewaren als dit binnen het temperatuurbereik is. De Sensor mag niet in de
diepvriezer worden bewaard. Wacht voor gebruik tot de Sensor op
kamertemperatuur is opgewarmd om condensatie te voorkomen. Bij onjuiste
opslag van de Sensor kunnen de sensorglucosemetingen onnauwkeurig zijn
en kunt u een lage of hoge bloedglucosewaarde missen.
Berg de Transmitter op bij temperaturen tussen -10 °C en 55 °C, en bij een
relatieve vochtigheid van tussen de 20% en 90%. Bewaar de USB-laadkabel en
de Transmitter gescheiden.
Berg de Personal Diabetes Manager (PDM) op bij temperaturen tussen -10 °C
en 55 °C, en bij een relatieve vochtigheid van tussen de 20% en 90%.
1.4.7 Risico's en bijwerkingen
Risico's gerelateerd aan insulinetoediening en pompgebruik
Risico's gerelateerd aan insulinetoediening en mogelijke onderbrekingen van
de insulinetoediening zijn onder andere:
Hypoglykemie
⚫
Hyperglykemie
⚫
Diabetische ketoacidose
⚫
Overlijden
⚫
Plaatselijke infectie
⚫
Huidirritatie of roodheid
⚫
Blauwe plekken
⚫
Ongemak of pijn
⚫
Medtrum Simplifying Diabetes
Inleiding
9