Toevoerluchtapparaat
De toevoerluchtspiraal is parallel aangesloten met het
radiatorcircuit en verwarmt de toevoerlucht van de wo-
ning. De waterstroom door het toevoerluchtapparaat
wordt ingesteld door middel van een inregelklep (RN1).
De temperatuur van de toevoerlucht moet bij benadering
gelijk zijn aan de binnentemperatuur, bij voorkeur een
paar graden lager.
TIP
Kies zo mogelijk een koude dag om de inregel-
klep in te stellen.
Alternatieve installatie
F470 kan op verschillende manieren worden geïnstal-
leerd, waarvan enkele hieronder worden weergegeven.
Zie voor meer informatie over opties www.nibenl.nl en
de respectievelijke montage-instructies voor de gebruikte
accessoires. Zie pagina 58 voor een lijst met accessoires
die kunnen worden gebruikt met de F470.
Extra warmtapwaterketels
Bij installatie van een grote badkuip of een andere grote
warmtapwaterverbruiker moet de warmtepomp worden
uitgebreid met een extra boiler.
Ketel met elektrisch verwarmingselement
Als het mogelijk is een boiler met elektrische bijverwar-
ming te gebruiken, kunnen boilers van het type NIBE
COMPACT of EMINENT worden gebruikt.
Als de klepaansluiting extern moet worden geïnstalleerd,
naar buiten moet worden verplaatst of uit elkaar moet
worden gehaald, moet deze worden vervangen door
een tweedelige koppeling Ø 22 mm.
WW van de F470
NIBE F470
Warmtapwaterrecirculatie (VVC)
Om het gevaar voor bacteriegroei te beperken in syste-
men met warmtapwatercirculatie mag de temperatuur
van het circulerende water niet lager worden dan 50°C.
Er mogen evenmin warmtapwaterleidingen met stil-
staand water zijn. Stel het warmtapwatersysteem zo af
dat de temperatuur niet lager wordt dan 50°C aan de
uiteinden van het systeem.
De circulatiepomp voor de warmtapwatercirculatie
(HWC) kan worden bestuurd met de warmtepomp. De
HWC-retour kan worden aangesloten op een vrijstaande
boiler.
Twee of meer afgiftesystemen
Indien er meer dan één afgiftesysteem moet worden
verwarmd, kan de volgende aansluiting worden gebruikt.
Voor deze aansluiting is het accessoire ECS 40/ECS 41
nodig.
Hoofdstuk 4 |
Leiding- en ontluchtaansluitingen
19