Bedrijfstoestanden
Op het service display van het bedieningspaneel wordt door een code de
bedrijfstoestand van het toestel aangegeven.
Uit
-
Het toestel is buiten bedrijf, maar staat wel onder elektrische spanning. Op vragen voor
warm tapwater of CV water wordt niet gereageerd. De toestelvorstbeveiliging is wel
actief. Dit houdt in dat de pomp gaat draaien en de wisselaar wordt opgewarmd indien
de temperatuur van het daarin aanwezige water te ver daalt.
Als de vorstbeveiliging ingrijpt dan is code
Wachtstand
De LED bij de aan/uit toets brandt. Het toestel is gereed voor het beantwoorden van
een vraag naar CV- of tapwater.
Nadraaien CV of opwarmen boiler
0
Na het einde van CV bedrijf draait de CV-pomp na. De nadraaitijd staat van fabriekswege
ingesteld op de waarde volgens Zie § 7.3. Deze instelling kan gewijzigd worden. Bovendien
gaat de pomp automatisch 1 keer per 24 uur gedurende 10 seconden draaien om vastzitten
te voorkomen. Deze automatische inschakeling van de pomp vindt plaats op het tijdstip van
de laatste warmtevraag. Om het tijdstip te wijzigen dient op het gewenste tijdstip de
kamerthermostaat even omhoog gezet te worden.
Na het opwarmen van de Quickfill boiler zorgd het nadraaien van de tapwaterpomp er voor
dat de restwarmte van de wisselaar in de boiler wordt gebracht.
De nadraaitijd van de beide pompen (cv en tapwater) wordt onderbroken als er zich een
tapwatervraag voordoet.
Gewenste temperatuur bereikt
1
De branderautomaat kan de warmtevraag tijdelijk blokkeren. De brander wordt dan
gestopt. De blokkering vindt plaats omdat de gevraagde temperatuur is bereikt.
Als de temperatuur voldoende gezakt is wordt de blokkering opgeheven.
Zelftest
2
Regelmatig worden door de branderautomaat de aangesloten sensoren gecontroleerd.
Tijdens de controle voert de automaat geen andere taken uit.
Ventileren
3
Bij het starten van het toestel wordt allereerst de ventilator naar het starttoerental
gebracht. Als het starttoerental is bereikt wordt de brander ontstoken. Code
eveneens zichtbaar als er na het stoppen van de brander wordt nageventileerd.
Ontsteken
4
Als de ventilator het starttoerental heeft bereikt vindt de ontsteking van de brander
middels elektrische vonken plaats. Tijdens het ontsteken is code
Indien de brander niet ontsteekt dan vindt na ongeveer 15 seconden een nieuwe
ontsteekpoging plaats. Als na 4 ontsteekpogingen de brander nog niet brandt dan valt
de automaat in storing. Zie § 8.2.1.
CV Bedrijf
5
Op de automaat kan een aan/uit of een OpenTherm thermostaat eventueel in
combinatie met een buitenvoeler aangesloten worden. Zie het elektrische schema.
Bij een warmtevraag afkomstig van een thermostaat volgt na het aanlopen van de
ventilator (code
) het ontsteken (code
3
Tijdens CV bedrijf wordt het toerental van de ventilator en daarmee het vermogen van
het toestel aangepast zodanig dat de temperatuur van het CV water naar de ingestelde
CV-aanvoertemperatuur toe geregeld wordt. In het geval van een aan/uit thermostaat
wordt de CV-aanvoertemperatuur op het bedieningspaneel ingesteld. In het geval van
een OpenTherm thermostaat wordt de gewenste CV-aanvoertemperatuur door de
thermostaat bepaald. Bij een buitenvoeler wordt de CV-aanvoertemperatuur bepaald
door de in de branderautomaat geprogrammeerde stooklijn. Tijdens CV bedrijf wordt de
gevraagde CV-aanvoertemperatuur op het bedieningspaneel weergegeven.
De weerstand R kan verwijderd worden als de kamerthermostaat geen
anticipatiestroom nodig heeft. Zie § 10.2.
Tijdens CV bedrijf kan de maximale CV-aanvoertemperatuur ingesteld worden tussen
30 en 90°C en wordt de ingestelde CV-aanvoertemperatuur op het bedieningspaneel
weergegeven. Tijdens CV bedrijf kan door de service toets in te drukken de werkelijke
CV-aanvoertemperatuur afgelezen worden.
Intergas Verwarming BV
zichtbaar(opwarmen wisselaar).
7
zichtbaar.
4
) en de CV bedrijfstoestand (code
4
is
3
).
5
6