4.7. WEERSTANDMETING Ω
Waarschuwing: Controleer, alvorens de weerstand te meten, of het circuit spanningloos is en of eventuele condensatoren
ontladen zijn.
1. Plaats de schakelaar op
2. Sluit het zwarte snoer aan op de klem COM en het rode snoer op "+".
3. Plaats de meetpennen of de krokodilklemmen op de klemmen van het te meten circuit of onderdeel.
De waarde van de meting verschijnt op het scherm.
Opmerking: compenseer voor het meten van lage weerstanden eerst de weerstand van de snoeren (zie § 4.6.1)
4.8. DIODETEST
Waarschuwing: Controleer, alvorens de diodetest uit te voeren, of het circuit spanningloos is en of eventuele condensatoren ontladen zijn.
1. Plaats de schakelaar op
2. Brancher le cordon noir à la borne "COM" en het rode snoer op "+".
3. Plaats de meetpennen of de krokodilklemmen op de klemmen van het te testen onderdeel.
De waarde van de meting verschijnt op het scherm.
4.9. METING STROOMSTERKTE (A)
De bekken worden geopend door de trekker tegen de romp van het apparaat te duwen. De pijl op de bekken van de tang (zie
onderstaand schema) moet in de veronderstelde richting van de circulatie van de stroom van de generator naar de lading wijzen.
Zorg dat de bekken weer goed gesloten worden.
Opmerking: de meetresultaten zijn optimaal wanneer de geleider in het midden van de bekken geplaatst is (ten opzichte van de
centreringsmerktekens).
Het apparaat selecteert automatisch AC of DC, afhankelijk van de grootste gemeten waarde. Het symbool AC of DC gaat knipperen.
en druk op de toets
en druk tweemaal op de toets
. Het symbool Ω wordt weergegeven.
. Het symbool
17
wordt weergegeven.