8. Stabilisator, zoom en flitser
Instellen van de brandpuntlengte van een lens
1
Selecteer het menu.
>
MENU
2
Selecteer de brandpuntlengte van uw lens met 2/1.
•
Er kan een brandpuntlengte met een bereik van 8 mm tot
1000 mm ingesteld worden.
•
Stel de brandpuntlengte in die op de body van uw lens,
enz., geschreven is.
•
Als de instelling van de brandpuntlengte van uw lens niet
gevonden wordt, selecteer dan een waarde vlakbij de
brandpuntlengte van uw lens.
•
Als uw lens een zoomlens is, selecteer dan een waarde overeenkomstig de
brandpuntlengte op het moment van de opname.
3
Op [MENU/SET] drukken.
Registreren van een brandpuntlengte
∫
1
2
Voer stap
in "Instellen van de brandpuntlengte van een lens" uit.
2
Druk op 4.
3
Druk op 2/1 om de brandpuntlengte te selecteren
waar overheen geschreven gaat worden en druk
vervolgens op [DISP.].
•
Het bevestigingsscherm wordt afgebeeld. Dit gebeurt
wanneer [Ja] geselecteerd wordt.
•
Er kunnen tot 3 instellingen van brandpuntlengtes
geregistreerd worden.
•
Verlaat het menu nadat het ingesteld is.
Instellen van een geregistreerde brandpuntlengte
∫
1
Druk op het scherm in stap
lens" op 4.
2
Druk op 2/1 om de geregistreerde brandpuntlengte te selecteren en druk
vervolgens op [MENU/SET].
(P63)
[Opname] > [Stabilisatie] > [Brandp.afst. instellen]
2
van "Instellen van de brandpuntlengte van een
218