5. Instellingen van brandpunt en helderheid (belichting)
([1-zone])
([Spot])
Druk de sluiterknop tot halverwege in om de compositie in te stellen
Wanneer het onderwerp zich niet in het midden bevindt van de samenstelling in [Ø],
kunt u het onderwerp in de AF-zone brengen, de scherpstelling en de belichting
vaststellen door de sluitertijd tot de helft in te drukken, het toestel verplaatsen naar de
samenstelling die u wilt terwijl u de ontspanknop tot de helft ingedrukt houdt en dan het
beeld maken.
(Alleen als de focusmodus op [AFS] gezet is.)
Beperkingen van de Auto Focusmodus
∫
•
In de volgende gevallen is de AF-modus vastgezet op [Ø].
–
Bij het gebruik van de digitale zoom
–
[Miniatuureffect] (Creative Control modus)
([Gezicht/ogen detecteren])
•
Onder bepaalde omstandigheden tijdens het fotograferen, inclusief de volgende gevallen, kan
het zijn dat de gezichts-/oogdetectiefunctie niet werkt en het onmogelijk is gezichten te
detecteren. De AF-modus werkt als [
–
Wanneer het gezicht niet naar het toestel gericht is
–
Wanneer het gezicht op een hoek is
–
Wanneer het gezicht extreem helder of donker is
–
Wanneer de gezichtstrekken verborgen zijn achter een zonnebril enz
–
Wanneer het gezicht klein lijkt op het scherm
–
Wanneer de gezichten weinig contrast hebben
–
Wanneer er een snelle beweging is
–
Wanneer het onderwerp geen menselijk wezen is
–
Wanneer het toestel schudt
Het toestel stelt scherp op het onderwerp in de
AF-zone op het scherm.
•
De positie en de maat van de AF-zone kunnen
veranderd worden.
U kunt een preciezere focus verkrijgen op een punt
dat kleiner is dan [Ø].
Als u de sluiterknop tot halverwege indrukt zal het
scherm waarop u de scherpstelling kunt controleren
vergroot worden.
•
De focuspositie kan ingesteld worden op een
vergroot scherm.
(P152)
].
(P151)
145