AUTODOME 7000
1.
2.
3.
4.
Aanwijzing!
Alle video-, besturings- en alarmkabels lopen of door de voedingskast of passeren deze en
worden direct aangesloten op de interfaceplaat van de buis.
Bekabeling van het glasvezelmodel
Volg de volgende stappen voor de installatie van een glasvezelmodel:
Aanwijzing!
Raadpleeg het hoofdstuk Aansluiting, Pagina 71 voor glasvezelspecificaties.
Voor aanwijzingen voor de installatie van een glasvezelmodule in een voedingskast, raadpleeg
de Installatiehandleiding van de VG4 Glasvezelmediaconvertor die bij de module wordt
meegeleverd.
1.
2.
3.
4.
Bosch Security Systems, Inc.
Knip de kabels voor hoog voltage, 115/230 VAC, en de aardingskabelsmet met voldoende
extra lengte af zodat ze wel goed bij de kroonsteen in de kast kunnen komen, maar toch
niet zo lang zijn dat ze kunnen worden afgeklemd door de afdekplaat of het sluiten van
deze plaat hinderen.
Sluit de meegeleverde 3-pins voedingsstekker aan op de binnenkomende voedingskabels
met hoog voltage in de kast. Raadpleeg connector P101 in het hoofdstuk
Voedingskastaansluitingen hieronder.
Leidt de Ethernet-kabel naar buiten, naar de locatie waar de camera wordt gemonteerd.
Voer de 24 VAC laagspanningskabels vanaf de rechterkant van de voedingskast naar de
locatie waar de camera wordt gemonteerd. Sluit de meegeleverde 5-pins 24 VAC-
domestekker aan op de kabeleinden in de kast. Raadpleeg connector P107 in het
hoofdstuk Voedingskastaansluitingen hieronder.
Sluit de glasvezelkabel (item 3 in de onderstaande afbeelding) aan op de rechterzijde van
de voedingskast.
Sluit de glasvezelkabel aan op de poort voor de SFP-module (item 2 in de onderstaande
afbeelding).
Sluit stekker RJ45 van de kabel aan op aansluiting RJ45 (item 1 in de onderstaande
afbeelding) van de glasvezelmodule in de voedingskast.
Sluit de besturingskabels van de voedingskast aan op de interfaceplaat van de buis.
Bevestig daarna de 6-polige connector voor besturingsgegevens aan de kabels in de
voedingskast. Raadpleeg Bekabel de interfaceplaat van de buis, Pagina 52.
Installeren van de dakrand- en buissteunen | nl
Bedieningshandleiding
43
2015.01 | 2.1 |