6.7.1 Systeemframe
1. Sluit het aftapapparaat voor verdunningswater.
2. Sluit de verdunningswaterslang aan op het aftapapparaat.
Zie
5.1
Installatieschema's.
3. Voer de slang voor het verdunningswater naar het systeem-
frame.
Houd de slang zo kort mogelijk en vermijd knikken!
N.B.
Zorg ervoor dat de druk van het verdunningswater >
3 bar bedraagt als de magneetklep open staat.
4. Sluit de slang voor het verdunningswater aan op de magneet-
klep.
5. Voer de ClO
-slang vanaf het multifunctionele klep van de
2
doseerpomp naar de injectie-eenheid (in de beschermpijp die
wordt verzorgd door de klant) en sluit deze aan.
6. Sluit de slang aan tussen de interne batchtank en de aftap-
kraan om te spoelen.
Waarschuwing
Als beschermpijpen voor de doseerleiding zijn geïn-
stalleerd, dan mogen ze niet langer zijn dan
3 meter.
Risico van geconcentreerde opvang en gevaarlijke
ontsnapping van ClO
6.7.2 Externe doseerpomp
De externe doseerpomp is geen standaardcomponent.
Waarschuwing
Onjuiste installatie kan leiden tot persoonlijk
letsel en schade aan eigendommen.
Uitsluitend geautoriseerd servicepersoneel mag een
externe doseerpomp aansluiten op het systeem.
1. Voer de doseerleiding vanaf de interne batchtank naar de
externe doseerpomp en sluit deze aan op de zuigklep op de
externe doseerpomp.
2. Voer de overstroomleiding vanaf de externe doseerpomp
terug naar de interne batchtank en sluit deze aan.
3. Voer de doseerleiding vanaf de externe doseerpomp naar de
injectie-eenheid en sluit deze aan op de injectie-eenheid.
6.7.3 Meetcel
1. Sluit een slang aan op het aftapapparaat in de hoofdleiding,
voer deze naar de inlaat voor de meetcel en sluit deze aan.
2. Sluit een andere monsterwaterslang aan op de uitlaat voor de
meetcel en voer deze naar de afvoer.
Raadpleeg de installatie- en bedieningsinstructies van de meetcel
voor meer gedetailleerde informatie.
6.7.4 Meetmodule
1. Sluit een slang aan op het aftapapparaat in de hoofdleiding,
voer deze naar de inlaat voor de meetmodule en sluit deze
aan.
2. Sluit een andere slang aan op de uitlaat voor de meetmodule,
voer deze naar de injectie-eenheid in de hoofdleiding en sluit
deze aan.
Raadpleeg de installatie- en bedieningsinstructies van de meet-
module voor meer gedetailleerde informatie.
30
-gas.
2
6.8 Elektrische installatie
Waarschuwing
Alleen bevoegd servicepersoneel mag de elektroni-
sche componenten aansluiten.
Waarschuwing
Risico op elektrische schokken van beschadigde
elektronische componenten (transportschade of
installatiefouten).
Grijp niet in de ruimte achter de besturingseenheid.
Kabels niet knikken.
Afb. 26 Besturingseenheid met kabelwartels
De volgende componenten kunnen worden aangesloten bij de
inbedrijfstelling:
•
Waarschuwingslamp of akoestisch waarschuwingsysteem
•
Watermeter
•
Meetcel
•
Monsterwatersensor voor bypass-meetmodule
•
Storingsingang, bijvoorbeeld voor een gasdetectieapparaat
•
Doseerstopingang, bijvoorbeeld naar een regelsysteem van
een hoger niveau
•
Externe batchtank
Een kabel door een wartel leiden
1. Draai de twee schroeven los op het rechthoekige deksel
onder de besturingseenheid. Verwijder het deksel.
2. Maak de kabelwartel los en duw de kabel erdoor.
3. Sluit de kabel aan zoals weergegeven in het aansluitings-
schema. ZIe paragraaf
14.
4. Draai de kabelwartel met de hand vast.
6.8.1 Watermeter
De verbindingen zijn afhankelijk van het type watermeter
(pulssignaal of stroomsignaal).
Sluit de signaalkabel van de watermeter aan op de besturings-
eenheid. Zie paragraaf
14.
Klemaansluitingen.
Klemaansluitingen.