Parameter
Beschrijving
De hoge limiet G02
G05
voor de temperatuur-
sensor
Noodgeval aan tijd
G06
van de compressor
Noodgeval uit tijd
G07
van de compressor
Tabel 14: Externe temperatuur sensor – Parameters
Zorg ervoor dat de parameter G56 op "NO" is ingesteld (geen magneetventiel in de vloeistofleiding)
en dat er geen extra digitale ingangen zijn geconfigureerd (Digitale Input DI3, Parameter R07 moet
beiden staat op "niet in gebruik" = nu = 0).
Regelbare persgasdruk limiet
De regelaar heeft specifieke parameters waarmee het mogelijk is met een instelbare persgasdruk
het aggregaat af te schakelen.
Parameter
Beschrijving
Condensor temperatuur / Druk limiet
E58
voor een hoog alarm
Condensor temperatuur / Druk limiet
E61
voor een herstel van het alarm
Tabel 15: Persgasdruk limiet
Werking bij lage omgevingstemperaturen
Lage omgevingstemperaturen kunnen aanleiding geven tot het niet naar behoren functioneren van
het expansieventiel door een onvoldoend drukverschil. Hierdoor kan het koelaggregaat worden
uitgeschakeld bij het opstarten. Voor een goede werking van het expansieventiel te verzekeren moet
het aggregaat een voldoende lange tijd kunnen werken om een voldoende condensordruk op te
bouwen.
Bij lage omgevingstemperatuur zal de compressor een voldoende lange tijd moeten werken om
stabiele systeemdrukken te bekomen. Als het koelaggregaat beneden een ingestelde
buitentemperatuur in werking wordt gesteld (omgevingstemperatuur < C12) of er is een fout met de
omgevingstemperatuur, zal de compressor voor een bepaalde tijd moeten werken (C14) als de start
er gekomen is door een lage zuiggasdruk meting.
Het aggregaat zal worden aangeschakeld voor een bepaalde tijd in de volgende gevallen:
▪ de kamerthermostaat ingang is gesloten;
▪ het inschakelpunt van de thermostaat in de te koelen ruimte is bereikt;
▪ de zuiggasdruk ingang is gesloten.
Het aggregaat zal altijd starten in deze gevallen ook als is de parameter G56 op "waar" gezet, dit wil
zeggen, de kamerthermostaat of de thermostaat van de te koele ruimte controleert het
magneetventiel in de vloeistofleiding.
Als de druk beneden de ingestelde waarde komt of de lagedruk ingang open gaat zal het
koelaggregaat blijven werken voor de ingestelde minimum tijd (C14) of tot er een accepteerbare
condensordruk is bereikt (C13).
Als de zuigdruksensor aanwezig is en de zuiggasdruk gaat onder de ingestelde waarde (C15)
gedurende de ingestelde minimum tijd (C14), zal ondanks de timer de compressor worden
uitgeschakeld om hem te beschermen tegen vacuüm werking. Parameter (C15) is dus de parameter
die de compressor zal beschermen.
18
Fabrieks-
Aanbevolen instellingen /
instellingen /
Bemerkingen
Bereik
+15 °C / G04 tot
Definieer de limiet om te voorkomen dat er
110 °C
een foutieve instelling gebeurt van G02
In het geval van een sensorfout zal de
2 min / 0 tot 255
compressor blijven draaien volgens de
min
instellingen van G06 & G07
In het geval van een sensorfout zal de
1 min / 0 tot 255
compressor blijven draaien volgens de
min
instellingen van G06 & G07
Fabrieksinstelling
Aanbevolen
instelling
27
Gewenste waarde
23
Gewenste waarde
AGL_Unit_ZX_A2L_A1_NL_Rev00