8. Ontkoppel alle overige kabels die op de systeemplaat zijn aangesloten.
1
Koelelement
2
Aansluitingen voor ventilatoren
(2)
3
DIMM-aansluitingen (2)
4
SATA 1 IDE- en SATA 2 IDE-
aansluitingen voor de vaste schijf
(2)
5
PCI-uitbreidingsaansluiting
6
Luidsprekeraansluiting
7
POV-aansluiting
9. Til de systeemplaat met behulp van de twee blauwe hendels uit de computer.
Opmerking: Om de systeemplaat uit de computer te verwijderen, moet u de
systeemplaat kantelen zodat u hem langs de voedingseenheid uit
de computer kunt tillen.
10. Let op de plaats van de geheugen-DIMM's en verwijder ze van de systeem-
plaat. Zie "Geheugen installeren" op pagina 14.
11. Installeer de DIMM's op dezelfde plaats op de nieuwe systeemplaat.
12. Installeer de nieuwe systeemplaat in de systeemkast door de twee steunen aan
het uiteinde van de systeemplaat op één lijn te brengen met de uitsparingen
aan de achterkant van de systeemkast. Schuif de systeemplaat naar de achter-
kant totdat de voorkant van de systeemplaat achter de steun aan de voorkant
past en evenwijdig zit aan de onderkant van de systeemkast.
13. Sluit alle kabels weer aan die u van de systeemplaat hebt losgemaakt. Zorg
ervoor dat de kabels op de juiste manier door de systeemkast worden geleid.
14. Installeer de microprocessor op de nieuwe systeemplaat. Zie "De microproces-
sor weer aanbrengen" op pagina 40. Kom terug naar dit punt nadat u de
microprocessor hebt geplaatst.
15. Klap de stationsvakeenheid omlaag.
16. Ga naar "De installatie voltooien" op pagina 46.
8
Aansluiting voor diskettestation
9
Aansluiting voor voorpaneel
10
Voedingsaansluiting (P1)
11
Primaire PATA IDE-aansluiting (vaste-
schijfstation en CD-ROM-station)
12
Voedingsaansluiting (P2)
13
Klemmetjes voor koelelement van micro-
processor
14
CD-audioaansluiting
Bijlage A. CRU's (customer replaceable units) vervangen
37