Hoofdstuk 2
Meting
7
Start de controlemeting.
a Controleer op het stand-byscherm de instelling [Meetstand].
• Zie "2.4. Meetstand selecteren (Variant of Fast)" op pagina 2-14 voor het wijzigen van de stand.
BELANGRIJK:
De meetnauwkeurigheid wordt afzonderlijk geregeld voor de standen Variant en Fast.
Nauwkeurigheidsregelingsrapporten kunnen worden afgedrukt voor elke stand of voor beide standen (zie
"3.7.3. Nauwkeurigheidsregelingsrapporten afdrukken" op pagina 3-31).
b Druk in het stand-byscherm op
• "Bereiden..." wordt weergegeven en het monsterrek wordt naar
de aspiratiepositie verplaatst.
REFERENTIE:
Wanneer het scherm [HbA1c-kalibratie bevestigen] wordt weergegeven:
Zie "2.4. Meetstand selecteren (Variant of Fast)" op pagina 2-14.
"Meten ..."
• Er worden per monstercontainer één tot drie metingen
uitgevoerd, volgens de gemaakte keuze bij de instelling
<Telling controlemeting> (zie "3.3.5. De
meetomstandigheden voor HbA1
• Controles worden niet gemengd.
"Resultaten"
• De verkregen resultaten worden weergegeven op het scherm
en afgedrukt.
• <A1c-cont> toont het nummer van de controlemeting.
• Zie "2.9. Op het scherm weergegeven en afgedrukte
rapporten" op pagina 2-44.
8
Wanneer de controlemetingen voltooid zijn
a Controleer of de monsterrekken niet bewegen en verwijder de monsterrekken uit de kant voor uithalen van het
bemonsteringsapparaat.
REFERENTIE:
De resultaten van controlemetingen kunnen dagelijks in tabelvorm worden weergegeven en worden gebruikt om
trends in de meetresultaten te controleren. Zie "3.7.3. Nauwkeurigheidsregelingsrapporten afdrukken" op pagina
3-31.
HA-8180V
2-36
.
instellen" op pagina 3-13).
C
Meten ...
Sampling gaande
A1c-cont
0030
Poortnr.
ID
012345678901234569
Meting :
Kolom
ABCH
Menu
Stop
0"45
15,0 kg/cm2
0011
0000
Kalibr