1.6 Aansluiten op de schoorsteenpijp
De schoorsteenring kan worden gedraaid zodat deze kan worden gebruikt voor aansluitingen
van ø150 (aan de binnenzijde en de buitenzijde van de schoorsteenring) en ø120.
Montage van de schoorsteenring achteraan
Standaard is de kachel voorbereid voor installatie met de meegeleverde schoorsteenring (1)
naar achteraan gericht. De kogelklep, die voorkomt dat afval en puin uit de schoorsteen bij het
schoorsteenvegen schade toebrengt aan de rookgeleidingsplaten, is de 128 mm stang die reeds
in de kachel is gemonteerd. Plaats de kogelklep tegelijk met de aansluiting op de schoorsteen.
Er is een rondstuk voorzien die in het bovenpaneel kan worden geplaatst om de uitlaat dicht te
maken en de rookuitlaat te blokkeren.
Montage van de schoorsteenring bovennaan
Til de bovenplaat van de kachel af.
Verwijder de rookuitlaat van de achteruitlaat. Verwijder de ronde plaat die met 2 schroeven aan
de bovenzijde van de kachel is bevestigd en maak
deze vast op de achteruitlaat. Til de bovenplaat
weer op zijn plaats zonder het losse deksel.
Bij montage van het rookkanaal bovenaan ge-
bruikt u de andere meegeleverde voorgevormde
rookuitlaat met een inschuifdiepte van 20 mm.
Deze mag niet gebruikt worden bij een schoors-
teenaansluiting achteraan.
De kogelvang, die moet voorkomen dat de schoo-
rsteenveger tijdens het reinigen de rookgeleid-
ingsplaten van de kachel vernielt, is de bijgelev-
erde stang van 128 mm lang. De kogelvang wordt
tegelijk met de montage van de schoorsteen
gemonteerd.
Plaats van de rookschotten
De rookschotten (2) en (3) uit vermiculiet, worden
bij levering gemonteerd.
Kijk na of de rookschotten goed zijn gemonteerd
voor u de kachel aansteekt (zie tekening).
Aansluiting verse lucht, indien nodig.
De kachel is standaard voorbereid om indien no-
dig een aansluiting te voorzien voor verse lucht.
D
23