20
ECC301 Kabelcoatinginstallatie
Coating optimaliseren –
richtlijnen
P/N 213534B
Voor het optimaliseren van de kwaliteit van de coating kunnen geen
algemeen geldige uitspraken worden gedaan, omdat de productie-
parameters zoals lijnsnelheid (verblijftijd van een stuk kabel in de
sproeikamer), materiaaleigenschappen van het oppervlak van de kabel
en van het poeder, omgevingsvoorwaarden, kwaliteit van de aarde enz.
van toepassing tot toepassing sterk kunnen variëren. In principe geldt
echter:
S
Stel, om overspray te voorkomen, een zo klein mogelijk hoeveelheid
poeder in zonder echter het ladingsniveau te beïnvloeden
S
Zet de ladingshoogspanning op 50% van het maximum
S
Bij de optionele PFC-controlemodule: kies de versterkingsbereik
zodanig dat het ladingsniveau ongeveer 50% aangeven. Stel het
alarmniveau op ca. 20% in.
S
Controleer bij een ladingsalarm altijd de kwaliteit van de poeder-
coating. Is de dekking onvoldoende en geeft het vergroten van de
hoeveelheid poeder geen verbetering, dan moeten de poederpomp
inclusief de binnenbuis van de venturi, de poederslangen en de
poederpistolen grondig worden schoon gemaakt.
S
Stel de verstuiverlucht – zonder de poeder-lucht-vermenging te
beïnvloeden – zo laag mogelijk in
S
Controleer dat het met een luchtstoot schoonmaken van de
filterpatronen regelmatig werkt (6 x per minuut)
S
Houd de luchtstroomsnelheid in de sproeikamer laag door de
openingen in de sproeikamer zo klein mogelijk te houden.
OPMERKING: Bij het optimaliseren van de kwaliteit van de coating moet
principieel steeds maar één instelling per keer worden gewijzigd – bijv. de
hoeveelheid poeder – en de andere instellingen moeten onveranderd
worden gelaten om de resultaten te kunnen beoordelen. Hierbij kan het
instellingsprotocol worden gebruikt.
OPMERKING: Om de voor een productie eenmaal als optimale
bepaalde instellingen op elk moment te kunnen reproduceren, behoort
het instellingsprotocol te worden gebruikt.
ECC301
Uitgave 11/01
E 2001 Nordson Corporation
Alle rechten voorbehouden