10.11.5 HET TOESPOOR MET ACHTERWIELVLUCHT VER-
STELLEN
Houd de rolstoel op een horizontaal vlak met de ondersteuning van
de drie andere wielen:
. Maak de schroef van de achterste wielvluchtbuisklem (1) los
(Afb. 27) terwijl u een beetje spanning aanhoudt.
. Draai de asbus (3) zo dat de luchtbel van de waterpas (2) in het
midden staat.
. Draai de schroef van de achterste wielvluchtbuisklem (1) vast.
AFB. 27
10.11.6 HET SPOOR VAN DE ACHTERWIELEN AANPASSEN
Let erop dat de wieluitlijnmethode met de asbus, zoals uitgelegd
in dit document, alleen geldt voor rolstoelen met een camberhoek.
Achterwielen met 0° camberhoek achterwielen kunnen niet worden
uitgelijnd.
. Meet de voorste (D1) en achterste (D2) afstanden tussen de
wielen in het midden van de wielen.
. De gemeten afstanden voor en achter moeten niet meer dan 6
mm verschillen. Verwijder een wiel.
. Gebruik een 4 mm inbussleutel om de schroef los te draaien
waarmee de asbus op de klem zit en de 2 schroeven van de
anti-tipklem.
. Gebruik een 5/8'' platte sleutel om de asbus iets in een of ande-
re richting te draaien om de uitlijning (toespoor of uitspoor) van
het wiel aan te passen.
. Monteer het wiel weer op de stoel.
. Meet opnieuw de voorste (D1) en achterste (D2) afstanden
tussen de wielen in het midden van de wielen. De gemeten af-
standen voor en achter moeten niet meer dan 6 mm verschillen
Voor meer gedetailleerde instructies, ga naar: https://www.mo-
tioncomposites.com/media/components/files/Perform-rear-wheel-
alignment-rigid-wheelchairs.pdf.
D2
D1
10.11.7 INSTELLEN VAN ZWAARTEPUNT
. Verwijder het achterwiel.
. Draai de 2 bouten (1) van de wielmontagebuis aan elke kant van
de rolstoel los.
. Verplaats de wielmontagebuis naar de gewenste positie.
. Draai de 2 bouten (1) afwisselend aan tot 10-12 Nm.
Als u deze waarschuwingen negeert of uw rolstoel niet als aangegeven in de handleiding inspecteert of onderhoudt, kunt u vallen, omkantelen of de controle over de rolstoel kwijtraken en uzelf en anderen ernstig verwonden of de
22
rolstoel beschadigen.
3
1
2
D1
D2
10.12
WIELVERGRENDELINGEN
10.12.1 DE WIELVERGRENDELINGEN VERVANGEN/
VERSTELLEN
. Maak de schroeven (1) los (Afb. 28).
. Schuif de wielvergrendeling naar de gewenste stand.
. Draai de schroeven (1) nauwsluitend vast. Definitief vastdraaien
moet met de hand plaatsvinden.
. Wanneer het is geactiveerd, zou de wielvergrendeling 3 mm
ingebed moeten zijn in de band.
AFB. 28
10.13
WIELSLOTVERLENGSTUKKEN
10.13.1 WIELSLOTVERLENGSTUKKEN VERVANGEN/
AFSTELLEN
. Maak de schroef (1) los (Afb. 28.1).
. Lijn het oogje (2) uit met het montagegat.
. Draai de schroef (1) weer vast op de vergrendelhendel.
AFB. 28.1
10.14
ANTIKANTELSTEUNEN
10.14.1 DE HOOGTE VAN DE ANTIKANTELSTEUNEN VER
STELLEN
Antikantelsteunen MOETEN te allen tijde worden gebruikt met uw
rolstoel. Omdat antikantelsteunen in sommige markten een optie
zijn op deze rolstoel, raadt Motion Composites sterk aan om de
antikantelsteunen te bestellen omdat ze een belangrijke beveiliging
zijn voor de rolstoelgebruiker. Gebruik altijd antikantelsteunen.
. De antikantelsteunen moeten tussen 40 tot 70 mm van de grond
staan.
. Een onjuiste tussenruimte kan ertoe leiden dat de rolstoel blijft
hangen over obstakels of dat niet wordt voorkomen dat de
rolstoel omkantelt.
. Druk op de drukknop (1) (Afb. 29A) en schuif de uitbreidingen
van de antikantelsteunen naar de gewenste lengte.
. Zorg ervoor dat de knop weer op de plaats klikt.
1
1