. Draai de zwenkwielbehuizing voor het verstellen van de hoek
totdat de luchtbel in het midden van de waterpas staat.
. Draai de schroeven (1) vast. Hierdoor wordt de positie van de
zwenkwielbehuizing behouden.
. Controleer de geïntegreerde waterpas opnieuw om ervoor te
zorgen dat de zwenkwielbehuizing loodrecht op de grond staat.
AFB. 22A
10.11
ACHTERWIELEN
10.11.1 SNELSPANASSEN VERSTELLEN
. Verwijder het achterwiel van de rolstoel.
. Achter de snelspanknop bevindt zich een moer waarmee de
lengte van de as wordt aangepast.
. Houd de as vast met een moersleutel aan het andere uiteinde
(nabij de arretkogels) (Afb. 23) en draai aan de moer achter de
snelspanknop om de lengte van de as te wijzigen.
. Plaats de snelspanner terug in de asbus op de rolstoel.
. Snelspan-arretkogels moeten buiten de asbus uitsteken voor
een stevige vergrendeling.
AFB. 23
10.11.2 DE HANDVELGEN VERVANGEN/VERSTELLEN
. Gebruik een plastic instrument voor verwijderen van banden
om de band (1) eraf te halen (Afb. 24).
. Verwijder alle moeren (2) binnen de velg (3).
. Vervang de handvelg (4) door een nieuwe en lijn de montagega-
ten (5) uit.
. Plaats en draai de schroeven stevig vast.
. Plaats de band terug op de velg.
AFB. 24
1
10.11.3 DE HOOGTE VAN DE ACHTERAS VERSTELLEN
. Maak de schroeven (1) los op beide achterste wielvluchtbuis-
klemmen (links en rechts).
. Verplaats de achterste wielvluchtbuis langs de steun van de
achterste wielvluchtbuis.
. Draai de schroeven vast op beide achterste wielvluchtbuisklem-
men (links en rechts).
AFB. 25
WARNUNG
De hoogte van de zitting, de diepte van de zitting, de hoek
van de rugleuning, het stoelsysteem/-bekleding, de maat/
positie van de achterwielen, de maat/positie van de voorste
zwenkwielen alsook de conditie van de gebruiker zijn direct
gerelateerd aan de stabiliteit van de rolstoel. Enige wijziging
aan of enige combinatie van de negen factoren kan leiden tot
een afgenomen stabiliteit van de rolstoel. Deze verstellingen
moeten worden uitgevoerd door een gekwalificeerde techni-
cus. De hoogtes van de zitting tot de vloer hebben specifieke
posities afhankelijk van de maat van de achterwielen, de
positie van de achterwielen, de maat/positie van de voorste
zwenkwielen en de hoek van de zitting tot de vloer. Deze
verstellingen MOETEN worden uitgevoerd door een gekwalifi-
ceerde technicus.
10.11.4 TUSSENRUIMTE VAN ACHTERWIELEN VERSTELLEN
. Maak de schroeven (1) los onder de achterste wielvluchtbuis-
klemmen (links en rechts).
. Beweeg de asbus in of uit de achterste wielvluchtbuis. Beweeg
de bus nooit meer dan als aangegeven bovenop de bus.
. Draai de schroeven vast op beide achterste wielvluchtbuisklem-
men (links en rechts).
1
AFB. 26
10.11.4.1 ACHTER CAMBER WIJZIGEN
. Maak de schroeven (1) los (Afb. 26.1) onder de achterste wiel-
vluchtbuisklemmen (links en rechts).
. Vervang of vervang beide asbussen (2) (Afb 26.1) (0, 2, 4 of 6 °).
. Beweeg de bus nooit meer dan als aangegeven bovenop de bus.
. Het toespoor met achterwielvlucht verstellen (zie paragraaf
10.11.5).
. Draai de schroeven vast op beide achterste wielvluchtbuisklem-
men (links en rechts).
AFB.. 26.1
T 1 866 650-6555 F 1 888 966-6555 Email info@motioncomposites.com
1
21