5.4
Werkingspositie
De brander is uitsluitend bedoeld voor de
werking in de posities 1, 2, 4 en 5 (Afb. 7).
Het beste kan hij in de positie 1 geïnstalleerd
OPGELET
worden omdat alleen in deze positie het
onderhoud uitgevoerd kan worden zoals in
deze handleiding beschreven wordt.
De installaties 2, 4 en 5 staan de werking toe,
maar maken de onderhouds- en inspectie-
handelingen van de branderkop minder toe-
gankelijk.
Alle andere posities zijn niet goed voor een
goede werking.
Positie 3 is om veiligheidsredenen verboden.
GEVAAR
5.5
Voorbereiding van de ketel
5.5.1
Boringen in de ketelplaat
Boor gaten in de dichtingsplaat van de verbrandingskamer, zoals
aangegeven wordt in Afb. 8. Met behulp van de thermische flens-
dichting - samen met de brander geleverd - kunt u de juiste posi-
tie van te boren gaten vinden.
mm
A
RX 500 S/PV
163
5.5.2
Lengte kop
Bij het kiezen van de lengte van de kop moet u rekening houden
met de voorschriften van de ketelfabrikant. De kop moet in ieder
geval langer zijn dan de totale dikte van de keteldeur en het hit-
tebestendig materiaal.
De branders kunnen niet gebruikt worden op ke-
tels met vlaminversie.
OPGELET
Er kan een bescherming in hittebestendig materiaal geplaatst
worden tussen de branderkop en het hittebestendig materiaal
van de ketel.
Deze bescherming moet de verwijdering van de monding moge-
lijk maken (Afb. 9).
Plaats de bescherming niet overeenkomstig de
groep elektroden, omdat dit de correcte werking
zal schaden.
OPGELET
mm
RX 500 S/PV
20098651
Installatie
B
C
D
E
224
M8
100
68
Tab. E
Zone van niet-verbranding
180
Tab. F
1
2
D3367
12
NL
3
4
5
20079495
Afb. 7
Afb. 8
20050572
Afb. 9