• Met de toepassing [Nieuwe ontvangers] (zie Nieuwe ontvangers op pagina 79)
• Met de toepassing [Adresboek] (zie op pagina 82)
• Met de toets <Snelkiezen> op het bedieningspaneel (zie Snelkiezen op pagina 83)
Voor internetfax:
• Met de toepassing [Nieuwe ontvangers] (zie Nieuwe ontvangers op pagina 85)
• Met de toepassing [Adresboek] (zie Adresboek op pagina 87)
Voor Serverfax:
• Met de cijfertoetsen op het bedieningspaneel. Zo kunt u rechtstreeks een nummer
invoeren.
• Met de toepassing [Nieuwe ontvangers] (zie Nieuwe ontvangers op pagina 89)
• Met de toepassing [Adresboek] (zie Adresboek op pagina 90)
1.
Voer de bestemming in aan de
hand van een van de
bovenstaande methoden.
U kunt een document in één
bewerking naar meerdere
bestemmingen sturen.
Als u een pauze in een faxnummer moet invoeren, bijvoorbeeld wanneer u een belkaart
gebruikt, drukt u op de toets <Kiespauze>. Wanneer u handmatig een nummer kiest,
is <Kiespauze> niet nodig. U kunt dan gewoon wachten tot u een stem hoort en de
instructie opvolgen. Voor meer informatie, zie Speciale tekens op pagina 80.
4. Voer een E-mailonderwerp en Bericht in (alleen voor internetfax)
U kunt een e-mailonderwerp en een bericht voor de internetfaxverzending invoeren.
Voor meer informatie, raadpleeg Onderwerp op pagina 87 en Bericht op pagina 88.
5. Start de faxopdracht
1.
Druk op de toets <Start> om de
documenten te versturen.
U kunt tijdens het scannen
[Volgende origineel] op het
aanraakscherm selecteren, om aan
te geven dat er nog meer originele
documenten zijn die moeten worden
gescand. Op deze manier kunt u
meerdere documenten scannen en
de gezamenlijke gegevens als één opdracht verzenden.
Als de AOD of glasplaat gereed is, kunt u tijdens de verwerking van uw fax/internetfax
alvast het volgende document scannen of de volgende opdracht programmeren.
Faxprocedure
Toets
<Kiespauze>
Toets <Start>
77