Bediening
4.
Bediening
4.1
Veiligheidsinstructies voor de bediening
D WAARSCHUWING!
Gevaar door veronachtzaming van de
bedieningsinstructies!
Dit hoofdstuk bevat belangrijke informatie voor het veilig
bedienen van het apparaat.
☞ Lees dit hoofdstuk voordat u het apparaat bedient
zorgvuldig door.
☞ Volg de veiligheidsinstructies op.
y Bediening alleen door geautoriseerde gebruikers.
D "1.2 Geautoriseerde doelgroepen" (pagina 4).
y Geen bediening door kinderen onder de 8 en personen
die gevaren bij het omgaan met het apparaat niet in
kunnen schatten.
y Gebruik het apparaat niet in geval van brand of acuut
brandgevaar (bijv. gasreuk).
y Gebruik geen gaskookplaten.
y Flambeer niet naast het apparaat. Brandgevaar.
y Frituur niet naast het apparaat zonder continu toezicht.
y Bij gebruik kunnen de kookplaat en andere delen die
aangeraakt kunnen worden zeer heet worden. Er bestaat
verbrandingsgevaar.
y Vetresten moeten worden verwijderd. Vetresten zijn een
brandrisico.
y Geen vocht in het apparaat.
y Druppels of spatwater moeten worden voorkomen.
y Houders met vloeistoffen (b.v. vazen, flessen) mogen
niet op het apparaat gezet worden.
y Geen hindering van de luchtstroom.
y Geen hindering van het luchtkanaal aan de onderkant
van het apparaat.
y Gebruik alleen als vetfilter en filterkast geplaatst zijn.
y Bij luchtcirculatiemodus:
Geen afdekking van de ventilatie-uitgangen (b.v. glazen/
borden op of voor de ventilatiesleuven). Uitstromende
lucht moet ongehinderd door de ventilatiesleuven
kunnen ontsnappen, anders kan opstopping ontstaan.
Wanneer de kookdampen niet meer weg kunnen trekken,
bestaat brandgevaar.
y Bij afzuigmodus: er moet voldoende toevoer van frisse
lucht gegarandeerd zijn.
Maatregelen voor een voldoende toevoer van frisse lucht:
☞ Open de ramen.
☞ Open de deuren.
☞ Zorg ervoor dat de raamcontactschakelaar en wandkast
geïnstalleerd en klaar voor gebruik zijn.
☞ Bij ruimteluchtafhankelijke branders (b.v. rookkanaal)
binnen één en dezelfde luchtmassa:
zorg ervoor dat de voorgeschreven veiligheidsvoorziening
werkt.
18
4.2
Bedieningspaneel
Het apparaat wordt via het bedieningspaneel gestuurd.
De positie van het bedieningspaneel is bij de uitholling van
de AAN-/UIT-toets altijd herkenbaar. De overige tiptoetsen
branden wanneer het apparaat is ingeschakeld.
Na het inschakelen van de netspanning heeft het apparaat
enkele seconden nodig om zich aan de omgevingscondities
aan te passen. Tijdens deze periode zijn geen
invoerhandelingen mogelijk.
Door een tiptoets aan te raken, wordt de betreffende functie
uitgevoerd:
y Tiptoets brandt zwak = functie niet actief
y Tiptoets brandt sterk = functie actief
Tiptoets
Functie
AAN/UIT, toegang configuratiemodus
Luchtcirculatiemodus, controle-indicatie
filtervulling
Vermogensniveau 1
Vermogensniveau 2
Vermogensniveau 3
Vermogensniveau Intensief (max. 6 minuten)
4600947_a – 05.10.2017