Voorinstellingen oproepen
2
Controleer altijd de ingestelde waarden voordat u een verbruiker aansluit, zodat deze
niet beschadigd raakt.
Om een opgeslagen voorinstelling op te roepen, drukt u gewoon op de betreffende
voorinstellingstoets (3). De led naast de ingedrukte toets begint te branden en de vooraf
ingestelde waarden worden overgenomen.
h) Activeren/deactiveren van de toetsenblokkering
Met de toetsvergrendeling kunt u de toetsen en draairegelaars van het bedieningspaneel
vergrendelen om onbedoelde invoer te voorkomen. Ga als volgt te werk om de toetsvergrendeling
te activeren of te deactiveren:
1. Druk op de toets voor de toetsvergrendeling (4) om de toetsvergrendeling te activeren. De
led "LOCK" (15) begint te branden.
2. Druk opnieuw op de toets voor de toetsvergrendeling (4) om de toetsvergrendeling te
deactiveren. Dee led "LOCK" (15) gaat uit.
i) Sense-functie gebruiken
De sense-functie is een automatische spanningsregeling voor de aansluitbussen (9,10).
Daartoe worden er parallel aan de aansluitkabels twee aparte meetsnoeren aangesloten. Op
die twee meetkabels wordt de voltagedaling, die optreedt op de aansluitbekabeling, gemeten.
Deze voltagedaling zorgt voor automatische compensatie van de laboratoriumnetvoeding, zodat
het aangesloten apparaat voorzien is van het daadwerkelijk ingestelde voltage.
1. Schakel de laboratoriumnetvoeding en eventueel aangesloten verbruikers uit.
2. Verbind altijd eerst de voedingskabels op de uitgang van de laboratoriumnetvoeding (9,10)
met de verbruiker. Let hierbij op de juiste polariteit.
3. Druk op de aansluitbussen "RS+" en "RS-" (18) aan de achterkant de klemontgrendeling
met een kleine schroevendraaier naar binnen en plaats de kabels in de klemopeningen.
Zorg dat ze stevig vastzitten.
4. Sluit nu de twee sense-kabels met de juiste polariteit aan op het te gebruiken apparaat. De
leidingdoorsnede voor sense-kabels moet ten minste 0,34 mm
5. Verwijder aansluitingen altijd in omgekeerde volgorde (eerst de sense-kabels, dan pas de
aansluitbekabeling).
bedragen.
2
93