Onderhoud
bedieningsysteem
Neutraalstand van rijhendel
afstellen
Als de schakelhendels niet in één lijn staan of gemakkelijk in
de sleuf van het bedieningspaneel glijden, moeten zij worden
afgesteld. De hendel, de veer en de stang moeten afzonderlijk
worden afgesteld.
1. Schakel de aftakas uit, zet de rijhendels in de
vergrendelde neutraalstand en stel de parkeerrem in
werking.
2. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en
wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand
zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat.
3. Ontgrendel de stoel en kantel deze naar voren.
4. Begin met de linker of de rechter schakelhendel.
5. Zet de hendel in de neutraalstand zonder deze te
vergrendelen
(Figuur
6. Trek de hendel naar achteren totdat de gaffelpen (op de
arm onder de draaias) contact maakt met het uiteinde
van de sleuf (en net druk op de veer begint uit te
oefenen)
(Figuur
76).
7. Controleer of de hendel de juiste stand heeft ten
opzichte van de inkeping in het bedieningspaneel
(Figuur
76). De hendel moet in het midden staan zodat
deze naar buiten kan draaien en worden vergrendeld
in de neutraalstand.
Figuur 76
1. Neutraalstand,
vergrendeld
2. Rijhendel
8. Als de hendel moet worden afgesteld, draait u de moer
en de contramoer tegen de gaffel los
9. Oefen een lichte achterwaartse druk uit op de rijhendel,
draai de kop van de stelbout in de juiste richting
76).
3. Neutraalstand
(Figuur
77).
totdat de hendel in de vergrendelde neutraalstand is
gecentreerd
(Figuur
Opmerking: Als u achterwaartse druk blijft
uitoefenen op de hendel, zal de pen op het einde van
de sleuf blijven en zal de stelbout de hendel in de juiste
stand kunnen brengen.
10. Draai de moer en de contramoer vast
11. Herhaal deze procedure aan de andere kant van de
machine.
1. Maaihoogtehendel
2. Moer tegen gaffel
3. Contramoer
4. Gaffelpen in sleuf
57
77).
(Figuur
Figuur 77
5. Stelbout
6. Gaffel
7. Veer
77).