Figuur 12
1. Parkeerrem – In werking
2. Parkeerrem – Buiten
werking
Starten en stoppen van de
motor
Starten in normale weersomstandighe-
den
1. Klap de omkantelbeveiliging omhoog en zet hem vast;
neem vervolgens plaats op de bestuurdersstoel en doe
de veiligheidsgordel om.
2. Zet de schakelhendels in de neutraalstand.
3. Stel de parkeerrem in werking; zie
werking stellen (bladz.
4. Schakel de aftakas uit
5. Zet de gashendel in de middelste stand
6. Draai het contactsleuteltje naar rechts op Lopen
(Figuur
14).
7. Houd de schakelaar van de gloeibougies 10 seconden
ingedrukt. Het lampje gaat dan branden.
8. Laat de schakelaar na 10 seconden los. Het lampje zal
dan doven.
3. Aanslag van rem
Parkeerrem in
21).
(Figuur
13).
(Figuur
15).
1. Urenteller
2. Contactschakelaar
3. Schakelaar gloeibougie
4. Indicatielampje van
gloeibougie
9. Draai het contactsleuteltje op Start en het
indicatielampje van de gloeibougies gaat weer branden.
Laat het sleuteltje los zodra de motor aanslaat
14).
Belangrijk: Start de motor telkens niet langer dan
30 seconden om te voorkomen dat de startmotor
oververhit raakt.
10. Als de motor niet direct start, zet u de gashendel in
de stand Snel en draait u het contactsleuteltje naar de
Startstand.
Opmerking: Meerdere startpogingen kunnen nodig
zijn als u de motor voor de eerste keer start nadat er
helemaal geen brandstof in het brandstofsysteem heeft
gezeten.
22
Figuur 13
5. Temperatuurlampje
6. Gashendel
7. Aftakasschakelaar
(Figuur