2
Installatie
2.4
Apparaat aansluiten
De standaard beschikbare interfaces en aansluitingen zijn weergegeven in afbeelding 5.
2.4.1
Op stroomnet aansluiten
De printer is voorzien van een universele adapter. Het apparaat kan zonder ingrepen worden gebruikt met een
netspanning van 230 V~/50 Hz of 115 V~/60 Hz.
1. Controleer of het apparaat uitgeschakeld is.
2. Steek de netkabel in de netaansluiting (28).
3. Steek de stekker van de netkabel in het geaarde stopcontact.
2.4.2
Op computer of computernetwerk aansluiten
!
Let op!
Door onvoldoende of ontbrekende aarding kunnen tijdens het gebruik storingen optreden.
Let erop dat alle op de etikettenprinter aangesloten computers en de verbindingskabels geaard zijn.
Verbind de etikettenprinter met een geschikte kabel met de computer of het netwerk.
Zie voor details over configuratie van de afzonderlijke interfaces Configuratie-instructies.
2.5
Apparaat inschakelen
Als alle aansluitingen zijn aangebracht:
Schakel de printer in met de netschakelaar (27).
De printer voert een systeemtest uit en geeft vervolgens op het display (10) de systeemtoestand Gereed aan.
9