Anleitung_LB1_4010400:_
6. Vóór inbedrijfstelling
Controleer het toestel op transportschade.
■
Het transportbedrijf dat de compressor
geleverd heeft onmiddellijk op de hoogte
stellen van eventuele schade.
De compressor dient in de nabijheid van de
■
verbruiker te worden opgesteld.
Lange luchtleidingen en lange
■
toevoerleidingen (verlengkabels) moeten
worden vermeden.
Ervoor zorgen dat de aanzuiglucht droog en
■
stofvrij is.
De compressor niet in een vochtige of natte
■
ruimte opstellen.
De compressor mag slechts in gepaste
■
ruimten (goed geventileerd,
omgevingstemperatuur +5°C tot 40°C)
worden gebruikt. In de ruimte mogen geen
stof, zuren, dampen, explosieve of
ontvlambare gassen aanwezig zijn.
De compressor is geschikt voor gebruik in
■
droge ruimten. Hij mag niet worden gebruikt
in zones waarin met spatwater wordt
gewerkt.
Vóór inbedrijfstelling dient het oliepeil in de
■
compressorpomp te worden gecontroleerd
(zie 9.4).
7. Montage en inbedrijfstelling
Let op!
Voor ingebruikneming het toestel zeker
volledig monteren!
Voor de montage hebt u nodig:
2 platte open sleutels van 17 mm (niet bij de
leveringsomvang begrepen)
7.1 Montage van de wielen (11)
Monteer de bijgaande wielen zoals voorgesteld
in fig. 5.
7.2 Montage van de standvoet (8)
Monteer de bijgaande standvoet zoals
voorgesteld in fig. 6.
24.02.2011
8:30 Uhr
Seite 25
7.3 Montage van de luchtfilter (15)
Verwijder de transportstop (B) en draai de
luchtfilter (15) op het toestel vast (fig. 7,8). Zorg
ervoor dat de aanzuigopening op de luchtfilter
naar beneden wijst.
7.4 Vervangen van het transportdeksel (A)
Verwijder het transportdeksel van het olievulgat
(21) en plaats de bijgaande oliesluitdop (16) in
het olievulgat. (Fig. 9,10)
7.5 Aansluiting op het net
De compressor is voorzien van een
■
netkabel met veiligheidsstekker. Deze kan
worden aangesloten op elk
veiligheidsstopcontact 230 V ~ 50 Hz dat
beveiligd is door een zekering van 16
ampère.
Alvorens het toestel in gebruik te nemen
■
dient u er zich van te vergewissen dat de
netspanning overeenkomt met de
bedrijfsspanning (vermeld op het kenplaatje
van het toestel).
Lange toevoerleidingen alsook
■
verlengkabels, kabeltrommels enz. leiden
tot spanningsverlies en kunnen het starten
van de motor beletten.
Bij temperaturen onder +5°C start de motor
■
eventueel moeilijk ten gevolge van
stroefheid.
7.6 AAN/UIT-schakelaar (fig. 2)
Om de compressor in te schakelen trekt u de
AAN/UIT-schakelaar (17) omhoog. Voor het
uitschakelen wordt de AAN/UIT-schakelaar
omlaag gedrukt.
7.7 Drukafstelling: (fig. 1,3)
Met de drukregelaar (4) wordt de druk op de
■
manometer (6) afgesteld.
De afgestelde druk kan op de snelkoppeling
■
(5) worden ontnomen.
Op de manometer (3) wordt de keteldruk
■
afgelezen.
De keteldruk wordt aan de snelkoppeling
■
(20) ontnomen.
NL
25